Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. fuga:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fuga (Nederlands) in het Spaans

fuga:

fuga [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de fuga
    la fuga
    • fuga [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fuga:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fuga fuga lek; lekkage; lekken; ontsnapping; ontvluchting; uitbraak; uitbreken; wegvloeisel

Verwante woorden van "fuga":

  • fugaatje, fugaatjes