Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. frequenter:
  2. frequent:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor frequenter (Nederlands) in het Spaans

frequenter:

frequenter bijvoeglijk naamwoord

  1. frequenter (vaker)

Vertaal Matrix voor frequenter:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
más frecuentemente frequenter; vaker

Verwante woorden van "frequenter":


frequenter vorm van frequent:

frequent bijwoord

  1. frequent (dikwijls; vaak; veelvuldig; )
    frecuentemente; frecuente; con frecuencia; a menudo; usualmente; regular; mucho; periódico; muy; mucha

Vertaal Matrix voor frequent:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
periódico courant; dagblad; krant; nieuwsblad
regular afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regular afdoen; afhandelen; afstellen; afstemmen; beslechten; bijstellen; regelen; reguleren; twist uit de weg ruimen; zich voegen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
periódico dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig geregeld; met vast ritme; periodiek; regelmatig; terugkerend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mucho heel veel; veel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
a menudo dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig geregeld; herhaald; met vast ritme; regelmatig; veel
con frecuencia dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig geregeld; herhaald; herhaaldelijk; meermaals; met vast ritme; regelmatig; telkens; veel; veelvuldig
frecuente dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig bezet; druk; drukbezet; geregeld; herhaald; met vast ritme; regelmatig; veel
frecuentemente dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig geregeld; met vast ritme; regelmatig; vaak; veel
mucha dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig veel
mucho dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig bijzonder; boordevol; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; excessief; extreem; hard; hardop; heel erg; hogelijk; intens; intensief; luid; pijnlijk; ten zeerste; uitermate; uiterst; veel; volop; zeer; zeerste
muy dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig behoorlijk; behoorlijke; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; erg; excessief; extreem; fantastisch; formidabel; geducht; geweldig; hard; hardop; heel erg; hogelijk; in hoge mate; intens; intensief; luid; pijnlijk; prachtig; ten zeerste; uitermate; uiterst; veel; zeer; zeerste
regular dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig doorsnee; fatsoenlijk; gemiddeld; geregeld; goed geordend; matig; medium; met regelmaat; met vast ritme; methodisch; middelmatig; min; modaal; netjes; niet al te best; onbeduidend; op vaste tijden; ordentelijk; planmatig; regelmatig; regulier; stelselmatig; systematisch; welgeordend; zwak; zwakjes
usualmente dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig doorgaans; gemeenlijk; geregeld; gewoonlijk; meestal; met vast ritme; regelmatig

Verwante woorden van "frequent":

  • frequenter, frequentere, frequentst, frequentste, frequente

Wiktionary: frequent

frequent
adjective
  1. vaak voorkomend

Cross Translation:
FromToVia
frequent frecuente frequent — done or occurring often

Computer vertaling door derden: