Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. frauderen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor frauderen (Nederlands) in het Spaans

frauderen:

frauderen werkwoord (fraudeer, fraudeert, fraudeerde, fraudeerden, gefraudeerd)

  1. frauderen

Conjugations for frauderen:

o.t.t.
  1. fraudeer
  2. fraudeert
  3. fraudeert
  4. frauderen
  5. frauderen
  6. frauderen
o.v.t.
  1. fraudeerde
  2. fraudeerde
  3. fraudeerde
  4. fraudeerden
  5. fraudeerden
  6. fraudeerden
v.t.t.
  1. heb gefraudeerd
  2. hebt gefraudeerd
  3. heeft gefraudeerd
  4. hebben gefraudeerd
  5. hebben gefraudeerd
  6. hebben gefraudeerd
v.v.t.
  1. had gefraudeerd
  2. had gefraudeerd
  3. had gefraudeerd
  4. hadden gefraudeerd
  5. hadden gefraudeerd
  6. hadden gefraudeerd
o.t.t.t.
  1. zal frauderen
  2. zult frauderen
  3. zal frauderen
  4. zullen frauderen
  5. zullen frauderen
  6. zullen frauderen
o.v.t.t.
  1. zou frauderen
  2. zou frauderen
  3. zou frauderen
  4. zouden frauderen
  5. zouden frauderen
  6. zouden frauderen
diversen
  1. fraudeer!
  2. fraudeert!
  3. gefraudeerd
  4. frauderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor frauderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cometer fraude frauderen

Wiktionary: frauderen

frauderen
verb
  1. gelden wederrechtelijk ontvreemden

Cross Translation:
FromToVia
frauderen petardear; trampear swindle — to obtain money or property by fraudulent or deceitful methods
frauderen defraudar; estafar frauder — Traductions à trier suivant le sens