Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. fractuur:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fractuur (Nederlands) in het Spaans

fractuur:

fractuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de fractuur (breuk)
    la rotura; la fractura
    • rotura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • fractura [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fractuur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fractura breuk; fractuur braak; deel; fractie; gedeelte; inbraak; knak; knik; kraak; part; stuk
rotura breuk; fractuur barst; breuk; deel; fractie; gedeelte; interruptie; knak; knik; krak; onderbreking; openscheuring; part; scheur; stuk; verbreking

Verwante woorden van "fractuur":


Wiktionary: fractuur

fractuur
noun
  1. een botbreuk