Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. feces:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor feces (Nederlands) in het Spaans

feces:

feces [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de feces (uitwerpselen; beer; fecaliën; excrementen; uitscheiding)
    la mierda; la caca; el excrementos; la heces fecales

Vertaal Matrix voor feces:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
caca beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen drek; drol; hoop; kak; keutel; poep; poephoop; schijt; stront; stronthoop; stuk poep; uitwerpsel
excrementos beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen drek; kak; poep; schijt; stront
heces fecales beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen drek; kak; poep; schijt; stront
mierda beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen drek; kak; poep; schijt; stront
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mierda tering; verdikkeme; verdoemd; verdomd; verdomme; verdorie; vervloekt

Wiktionary: feces

feces
noun
  1. ontlasting