Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. experimenteren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor experimenteren (Nederlands) in het Spaans

experimenteren:

experimenteren werkwoord (experimenteer, experimenteert, experimenteerde, experimenteerden, geëxperimenteerd)

  1. experimenteren

Conjugations for experimenteren:

o.t.t.
  1. experimenteer
  2. experimenteert
  3. experimenteert
  4. experimenteren
  5. experimenteren
  6. experimenteren
o.v.t.
  1. experimenteerde
  2. experimenteerde
  3. experimenteerde
  4. experimenteerden
  5. experimenteerden
  6. experimenteerden
v.t.t.
  1. heb geëxperimenteerd
  2. hebt geëxperimenteerd
  3. heeft geëxperimenteerd
  4. hebben geëxperimenteerd
  5. hebben geëxperimenteerd
  6. hebben geëxperimenteerd
v.v.t.
  1. had geëxperimenteerd
  2. had geëxperimenteerd
  3. had geëxperimenteerd
  4. hadden geëxperimenteerd
  5. hadden geëxperimenteerd
  6. hadden geëxperimenteerd
o.t.t.t.
  1. zal experimenteren
  2. zult experimenteren
  3. zal experimenteren
  4. zullen experimenteren
  5. zullen experimenteren
  6. zullen experimenteren
o.v.t.t.
  1. zou experimenteren
  2. zou experimenteren
  3. zou experimenteren
  4. zouden experimenteren
  5. zouden experimenteren
  6. zouden experimenteren
diversen
  1. experimenteer!
  2. experimenteert!
  3. geëxperimenteerd
  4. experimeterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor experimenteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
experimentar experimenteren aanschouwen; bekijken; beleven; doorleven; doormaken; doorstaan; ervaren; ervaren als; gewaarworden; inleven; invoelen; kijken; meeleven; meemaken; onderscheiden; ondervinden; ontwaren; opmerken; staren; turen; verdragen; verduren; verteren; voelen; zien

Wiktionary: experimenteren

experimenteren
verb
  1. (inergatief) iets uitproberen, een proef nemen, een experiment uitvoeren

Cross Translation:
FromToVia
experimenteren experimentar experiment — to conduct an experiment