Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abundancia
|
buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
|
luxe; overdaad; overdadig zijn; overmaat; overvloed; overvloedig zijn; overvloedigheid; pracht; rijkdom; rijkelijke maat; rijkelijkheid; surplus; talrijkheid; teveel; veelheid; weelde; weelderigheid
|
abuso
|
buitenissigheid; buitensporigheid; exces; uitspatting; uitwas
|
delict; misbruik; misstand; oneigenlijk gebruik; overdadig gebruik; overtreding; vergrijp; wantoestand
|
desbordamiento
|
buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
|
overlopende tekst
|
desenfreno
|
buitenissigheid; buitensporigheid; exces; uitspatting; uitwas
|
bandeloosheid; buitensporigheid; grenzeloosheid; losbandigheid; mateloosheid; teugelloosheid; tomeloosheid; uitspatting; zedeloosheid
|
desmán
|
buitenissigheid; buitensporigheid; exces; uitspatting; uitwas
|
gruwel; gruweldaad; straatschenderij; straatvandalisme; wandaad; wreedheid
|
excedente
|
buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
|
afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; residu; saldo; sediment; zetsel
|
exceso
|
agio; buitenissigheid; buitensporigheid; exces; overdaad; overschot; overvloed; rest; surplus; teveel; uitspatting; uitwas
|
baldadigheid; grenzeloosheid; kattenkwaad; kwajongensstreek; mateloosheid; ondeugendheid; onmatigheid; overdaad; overmaat; schelmenstreek; schelmerij; surplus; teveel
|
excrecencia
|
buitenissigheid; buitensporigheid; exces; uitspatting; uitwas
|
|
extravagancia
|
buitenissigheid; buitensporigheid; exces; uitspatting; uitwas
|
buitenissigheid; eigenaardigheid; excentriciteit; merkwaardigheid; rarigheid; uitzinnigheid; vreemdsoortigheid
|
intemperancia
|
buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
|
|
protuberancia
|
buitenissigheid; buitensporigheid; exces; uitspatting; uitwas
|
bobbel; uitpuiling; uitsteeksel; uitstulping
|
rebosamiento
|
buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
|
beweging; gang; gebaar; lichaamsbeweging; overdaad; overmaat; snelheid; spoed; surplus; tempo; teveel; vaart
|
remanente
|
agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
|
afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; residu; saldo; sediment; staartje; zetsel
|
resto
|
agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
|
afzetsel; bezinksel; brokstuk; depot; droesem; grondsop; het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; residu; rest; restant; saldo; sediment; staartje; wrakstuk; zetsel
|
saldo
|
agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
|
afrekenen; afrekening; rekeningsaldo; saldo; vereffening; verrekening
|
sobrante
|
agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
|
het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overmaat; overschot; rest; restant; rijkelijke maat; saldo; staartje
|
superabundancia
|
buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed
|
|
superávit
|
agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
|
overdaad; overmaat; saldo; surplus; teveel
|
surplús
|
agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
|
afzetsel; bezinksel; depot; droesem; grondsop; overmaat; residu; rijkelijke maat; saldo; sediment; zetsel
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abuso
|
|
misbruikt; verkracht
|
excedente
|
|
boventallig; overcompleet
|
sobrante
|
|
boventallig; overcompleet; overtollig
|