Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. etiketteren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor etiketteren (Nederlands) in het Spaans

etiketteren:

etiketteren werkwoord (etiketteer, etiketteert, etiketteerde, etiketteerden, geëtiketteerd)

  1. etiketteren (van etiket voorzien)
  2. etiketteren
  3. etiketteren
    etiquetar

Conjugations for etiketteren:

o.t.t.
  1. etiketteer
  2. etiketteert
  3. etiketteert
  4. etiketteren
  5. etiketteren
  6. etiketteren
o.v.t.
  1. etiketteerde
  2. etiketteerde
  3. etiketteerde
  4. etiketteerden
  5. etiketteerden
  6. etiketteerden
v.t.t.
  1. heb geëtiketteerd
  2. hebt geëtiketteerd
  3. heeft geëtiketteerd
  4. hebben geëtiketteerd
  5. hebben geëtiketteerd
  6. hebben geëtiketteerd
v.v.t.
  1. had geëtiketteerd
  2. had geëtiketteerd
  3. had geëtiketteerd
  4. hadden geëtiketteerd
  5. hadden geëtiketteerd
  6. hadden geëtiketteerd
o.t.t.t.
  1. zal etiketteren
  2. zult etiketteren
  3. zal etiketteren
  4. zullen etiketteren
  5. zullen etiketteren
  6. zullen etiketteren
o.v.t.t.
  1. zou etiketteren
  2. zou etiketteren
  3. zou etiketteren
  4. zouden etiketteren
  5. zouden etiketteren
  6. zouden etiketteren
en verder
  1. is geëtiketteerd
  2. zijn geëtiketteerd
diversen
  1. etiketteer!
  2. etiketteert!
  3. geëtiketteerd
  4. etiketterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor etiketteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
etiquetar etiketteren; van etiket voorzien een melding geven; taggen
proveer de etiqueta etiketteren; van etiket voorzien
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
etiquetado etiketteren

Wiktionary: etiketteren


Cross Translation:
FromToVia
etiketteren rotular; etiquetar label — put a ticket or sign on