Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
parar
|
|
verblijven
|
terminar
|
|
afmaken; afwerken; afwikkelen; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken; zaakafwikkeling
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abandonar
|
ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden
|
aangeven; afbreken; afhaken; afkijken; afreizen; afvallen; afzeggen; afzien van; afzien van rechtsvervolging; declareren; doodgaan; eruitstappen; heengaan; in de steek laten; inschrijven; inslapen; intekenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; ontslapen; opgeven; ophouden; overlijden; seponeren; spieken; sterven; stoppen; tornen; uithalen; uittrekken; verdwijnen; verlaten; verscheiden; vertrekken; wegreizen; wegtrekken
|
empatar
|
ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden
|
gelijkspelen; gelijkstaan; quitte spelen
|
excretar
|
ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden
|
|
parar
|
ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden
|
afhaken; afkijken; afsluiten; afvallen; afwenden; afwentelen; afweren; afzeggen; afzetten; afzien van; beëindigen; doen stoppen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ergens zijn; eruitstappen; halt houden; opgeven; ophouden; pareren; remmen; spieken; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; tot staan brengen; tot stilstand brengen; weghouden; weren; zich ophouden
|
prescendir de
|
ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden
|
|
renunciar a
|
ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden
|
afkeuren; afstemmen; afwijzen; afzweren; inschrijven; opgeven; overleveren; verstoten; verwerpen
|
suspender
|
ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden
|
afblazen; afgelasten; afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; afzeggen; afzien van rechtsvervolging; blijven zitten; doubleren; kelderen; onderbreken; ricocheren; schorsen; seponeren; suspenderen; terugwijzen; verdagen; verweren; verwerpen; wegstemmen; weigeren; zakken
|
terminar
|
ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden
|
afdoen; afkijken; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; eindigen; erdoor jagen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; legen; liquideren; naar einde toewerken; ombrengen; opdrinken; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; oproken; perfectioneren; regelen; spieken; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; uitdrinken; uithebben; uitkrijgen; uitraken; van kant maken; vermoorden; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien
|