Nederlands
Uitgebreide vertaling voor eraf rijden (Nederlands) in het Spaans
eraf rijden:
-
eraf rijden (omlaagrijden; afrijden; naar beneden rijden)
Conjugations for eraf rijden:
o.t.t.
- rijd eraf
- rijdt eraf
- rijdt eraf
- rijden eraf
- rijden eraf
- rijden eraf
o.v.t.
- reed eraf
- reed eraf
- reed eraf
- reden eraf
- reden eraf
- reden eraf
v.t.t.
- ben eraf gereden
- bent eraf gereden
- is eraf gereden
- zijn eraf gereden
- zijn eraf gereden
- zijn eraf gereden
v.v.t.
- was eraf gereden
- was eraf gereden
- was eraf gereden
- waren eraf gereden
- waren eraf gereden
- waren eraf gereden
o.t.t.t.
- zal eraf rijden
- zult eraf rijden
- zal eraf rijden
- zullen eraf rijden
- zullen eraf rijden
- zullen eraf rijden
o.v.t.t.
- zou eraf rijden
- zou eraf rijden
- zou eraf rijden
- zouden eraf rijden
- zouden eraf rijden
- zouden eraf rijden
diversen
- rijd eraf!
- rijdt eraf!
- eraf gereden
- eraf rijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor eraf rijden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
descender | afdalen; afklimmen; afstijgen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
conducir hacia abajo | afrijden; eraf rijden; naar beneden rijden; omlaagrijden | |
descender | afrijden; eraf rijden; naar beneden rijden; omlaagrijden | achteruitgaan; afdalen; afnemen; dalen; declineren; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; erafklimmen; erop achteruitgaan; geld inleveren; kelderen; landen; minder worden; naar beneden dalen; naar beneden gaan; naar beneden komen; naar beneden lopen; naar beneden vallen; neer laten zakken; neerdalen; neerkomen; omlaaggaan; omlaagkomen; omlaagvallen; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; uitbuiken; uitzakken; vallen; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zakken; zich vrijmaken |