Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
igual
|
|
dezelfde
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
apagado
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
afsluitings-; beslagen; bleek; dof; eruit; flets; futloos; geblust; gedempt; glansloos; grauw; halfluid; ingetogen; kleurloos; lamlendig; lusteloos; mat; mistroostig; niet helder; oververmoeid; slap; somber; stemmig; triest; troosteloos; uit; uitgeblust; van; vanaf nu; vanuit; vreugdeloos
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
apagado
|
|
afsluiten
|
constante
|
|
constante
|
horizontal
|
|
afdrukstand Liggend; liggend
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
a bocajarro
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
gladaf; platweg
|
a sotavento
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
banaal; gemeen; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; onedel; plat; platvloers; ploertig; schunnig; triviaal; vunzig
|
astuto
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; van één kleur; vlak; vlakuit
|
achterbaks; adrem; arglistig; bij de pinken; bijdehand; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniaal; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; ijdel; kien; leeg; leep; link; listig; loos; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; ongevuld; pienter; puntig; raak; scherp; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vernuftig
|
constante
|
effen; van één kleur
|
aaneengesloten; aanhoudend; altijddurend; bestendig; blijvend; constant; continu; continue; doorlopend; eeuwig; gelijkblijvend; gelijkmatig; gestaag; in elk geval; in ieder geval; indifferent; laconiek; lauw; niet aflatend; onafgebroken; onafgelaten; ongevoelig; ongeïnteresseerd; ononderbroken; onophoudelijk; onveranderlijk; onverflauwd; onverminderd; onvermoeibaar; onvermoeid; onverschillig; voortdurend
|
cuco
|
effen; van één kleur
|
arglistig; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; scherpzinnig; slinks; sluw; spitsvondig; uitgekiend
|
equilibrado
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; van één kleur; vlak; vlakuit
|
beheerst; evenwichtig; in evenwicht; sluitend
|
fino
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
dun; edelmoedig; elegant; fijn; fijngebouwd; fijntjes; fijnzinnig; geen vet op de botten hebbende; genereus; gracieus; gul; iel; lichtgebouwd; mager; mild; puntig; rank; royaal; ruimhartig; scherp gepunt; schraal; schriel; sierlijk; slank; slank en smal; tenger; verfijnd; vrijgevig
|
horizontal
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
horizontaal; plat; vlak
|
igual
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; van één kleur; vlak; vlakuit
|
analoog; dergelijk; dergelijke; desgelijks; dito; dusdanig; eender; eenvormig; evenveel; evenzo; exact hetzelfde; geheel gelijk; gelijk; gelijkaardig; gelijkslachtig; gelijksoortig; gelijkvormig; hetzelfde; homogeen; idem; idem dito; identiek; net zo; om het even; onveranderd; ook; op dezelfde wijze; precies hetzelfde; precies zo; soortgelijk; weerga; zelfde; zijnsgelijke; zo een; zo'n; zodanig; zoiets; zulk; zulke
|
monótono
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
afstompend; eentonig; geestdodend; monotoon; saai; slaapverwekkend; stom; suf
|
suave
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; van één kleur; vlak; vlakuit
|
ingetogen; kneedbaar; mals; smeuïg; stemmig; vormbaar; zacht; zacht aanvoelend
|
tajantemente
|
effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit
|
gladaf; platweg
|