Nederlands
Uitgebreide vertaling voor eens worden (Nederlands) in het Spaans
eens worden:
-
eens worden (overeenkomen; overeenstemmen)
acordar; convenir; asentir; estar de acuerdo; concordar; ponerse de acuerdo; pactar; llegar a un acuerdo; dar el visto bueno-
acordar werkwoord
-
convenir werkwoord
-
asentir werkwoord
-
estar de acuerdo werkwoord
-
concordar werkwoord
-
ponerse de acuerdo werkwoord
-
pactar werkwoord
-
llegar a un acuerdo werkwoord
-
dar el visto bueno werkwoord
-
Conjugations for eens worden:
o.t.t.
- word eens
- wordt eens
- wordt eens
- worden eens
- worden eens
- worden eens
o.v.t.
- werd eens
- werd eens
- werd eens
- werden eens
- werden eens
- werden eens
v.t.t.
- ben eens geworden
- bent eens geworden
- is eens geworden
- zijn eens geworden
- zijn eens geworden
- zijn eens geworden
v.v.t.
- was eens geworden
- was eens geworden
- was eens geworden
- waren eens geworden
- waren eens geworden
- waren eens geworden
o.t.t.t.
- zal eens worden
- zult eens worden
- zal eens worden
- zullen eens worden
- zullen eens worden
- zullen eens worden
o.v.t.t.
- zou eens worden
- zou eens worden
- zou eens worden
- zouden eens worden
- zouden eens worden
- zouden eens worden
diversen
- word eens!
- wordt eens!
- eens geworden
- eens wordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze