Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
-
duidelijk:
- obvio; evidente; claro; inequívoco; más claro que el agua; clarificativo; transparente; sonoro; diáfano; lúcido; despejado; resplandeciente; cristalino; entendible; audible; perceptible; concreto; tangible; identificable; comprensible; innegable; reconocible; manifiesto; indudable; inteligible; recto; derecho; directo
-
Wiktionary:
- duidelijk → evidente, claro
- duidelijk → visible, manifiesto, evidente, claro, evidentemente, por lo visto, obviamente, obvio, nítido, definido, claramente, límpido, perspicuo, perspicua, legible
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor duidelijk (Nederlands) in het Spaans
duidelijk:
-
duidelijk (zo klaar als een klontje; flagrant; overduidelijk; zonneklaar)
obvio; evidente; claro; inequívoco; más claro que el agua-
obvio bijvoeglijk naamwoord
-
evidente bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
inequívoco bijvoeglijk naamwoord
-
más claro que el agua bijvoeglijk naamwoord
-
-
duidelijk (aanschouwelijk)
-
duidelijk (verhelderend)
clarificativo; transparente; claro; sonoro; diáfano; lúcido; despejado; resplandeciente; cristalino-
clarificativo bijvoeglijk naamwoord
-
transparente bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
sonoro bijvoeglijk naamwoord
-
diáfano bijvoeglijk naamwoord
-
lúcido bijvoeglijk naamwoord
-
despejado bijvoeglijk naamwoord
-
resplandeciente bijvoeglijk naamwoord
-
cristalino bijvoeglijk naamwoord
-
-
duidelijk (verstaanbaar)
claro; entendible; audible; inequívoco; perceptible-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
entendible bijvoeglijk naamwoord
-
audible bijvoeglijk naamwoord
-
inequívoco bijvoeglijk naamwoord
-
perceptible bijvoeglijk naamwoord
-
-
duidelijk (tastbaar; concreet; stoffelijk; konkreet; aanraakbaar; voelbaar; grijpbaar)
concreto; tangible; perceptible-
concreto bijvoeglijk naamwoord
-
tangible bijvoeglijk naamwoord
-
perceptible bijvoeglijk naamwoord
-
-
duidelijk (onmiskenbaar; herkenbaar)
identificable; comprensible; innegable; reconocible; claro; manifiesto; indudable; entendible; audible-
identificable bijvoeglijk naamwoord
-
comprensible bijvoeglijk naamwoord
-
innegable bijvoeglijk naamwoord
-
reconocible bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
manifiesto bijvoeglijk naamwoord
-
indudable bijvoeglijk naamwoord
-
entendible bijvoeglijk naamwoord
-
audible bijvoeglijk naamwoord
-
-
duidelijk (begrijpelijk; inzichtelijk; helder; bevattelijk)
comprensible; claro; inteligible-
comprensible bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
inteligible bijvoeglijk naamwoord
-
-
duidelijk (recht door zee; regelrecht; direct)
evidente; claro; recto; manifiesto; inequívoco; derecho; directo-
evidente bijvoeglijk naamwoord
-
claro bijvoeglijk naamwoord
-
recto bijvoeglijk naamwoord
-
manifiesto bijvoeglijk naamwoord
-
inequívoco bijvoeglijk naamwoord
-
derecho bijvoeglijk naamwoord
-
directo bijvoeglijk naamwoord
-
-
duidelijk (begrijpelijk; helder)
Vertaal Matrix voor duidelijk:
Verwante woorden van "duidelijk":
Antoniemen van "duidelijk":
Verwante definities voor "duidelijk":
Wiktionary: duidelijk
duidelijk
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• duidelijk | → visible | ↔ apparent — visible |
• duidelijk | → manifiesto; evidente; claro | ↔ apparent — clear |
• duidelijk | → evidentemente; por lo visto; obviamente | ↔ apparently — plainly |
• duidelijk | → claro | ↔ articulate — clear, effective |
• duidelijk | → obvio; nítido; claro; definido | ↔ clear — free of ambiguity or doubt |
• duidelijk | → claramente | ↔ clearly — in a clear manner |
• duidelijk | → límpido | ↔ limpid — clear |
• duidelijk | → perspicuo; perspicua | ↔ perspicuous — clearly expressed |
• duidelijk | → claro; nítido; legible | ↔ deutlich — wahrnehmbar durch die Sinne |
• duidelijk | → evidente | ↔ offensichtlich — dem Anschein nach |
• duidelijk | → claro | ↔ clair — Qui a l’éclat du jour, de la lumière. |
• duidelijk | → límpido; nítido | ↔ limpide — Qui est clair, transparent. |
• duidelijk | → evidente | ↔ évident — Dont le sens s’impose naturellement à l’esprit, qui a le caractère de l’évidence. |