Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. dreinen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dreinen (Nederlands) in het Spaans

dreinen:

dreinen werkwoord (drein, dreint, dreinde, dreinden, gedreind)

  1. dreinen (dwingend huilen; drenzen; jengelen)
    zumbar; rezumar

Conjugations for dreinen:

o.t.t.
  1. drein
  2. dreint
  3. dreint
  4. dreinen
  5. dreinen
  6. dreinen
o.v.t.
  1. dreinde
  2. dreinde
  3. dreinde
  4. dreinden
  5. dreinden
  6. dreinden
v.t.t.
  1. heb gedreind
  2. hebt gedreind
  3. heeft gedreind
  4. hebben gedreind
  5. hebben gedreind
  6. hebben gedreind
v.v.t.
  1. had gedreind
  2. had gedreind
  3. had gedreind
  4. hadden gedreind
  5. hadden gedreind
  6. hadden gedreind
o.t.t.t.
  1. zal dreinen
  2. zult dreinen
  3. zal dreinen
  4. zullen dreinen
  5. zullen dreinen
  6. zullen dreinen
o.v.t.t.
  1. zou dreinen
  2. zou dreinen
  3. zou dreinen
  4. zouden dreinen
  5. zouden dreinen
  6. zouden dreinen
diversen
  1. drein!
  2. dreint!
  3. gedreind
  4. dreinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dreinen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zumbar bijengegons; bijengezoem
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rezumar dreinen; drenzen; dwingend huilen; jengelen afdruipen; afdruppelen; uitbeitelen; uitbikken; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken; wegsijpelen
zumbar dreinen; drenzen; dwingend huilen; jengelen brommen; gonzen; op vuur pruttelen; pruttelen; ruisen; sakkeren; smoren; stoffen; sudderen; suizelen; suizen; tuiten; zoemen; zoeven

Wiktionary: dreinen


Cross Translation:
FromToVia
dreinen lloriquear whimper — to cry or sob softly and intermittently