Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. diffuus:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor diffuus (Nederlands) in het Spaans

diffuus:

diffuus bijvoeglijk naamwoord

  1. diffuus (vaag waarneembaar)
    farragoso; incoherente; desordenado; confuso; desconcertado; difuso; caótico

Vertaal Matrix voor diffuus:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
caótico diffuus; vaag waarneembaar achterlijk; bandeloos; chaotisch; door elkaar; dooreen; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; ongeregeld; onordelijk; onverzorgd; ordeloos; rommelig; slordig; stupide; typisch; verwaarloosd; verwilderd; vreemd; wanordelijk; zot
confuso diffuus; vaag waarneembaar achterlijk; bedeesd; beduusd; beschroomd; beteuterd; bleu; flauw; geestelijk verward; gek; geschift; geschokt; gestoord; getroffen; idioot; idioterig; in de war; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; mistig; nevelachtig; niet doorzichtig; niet duidelijk; niet goed snik; niet helder; onbepaald; ondersteboven; ondoorzichtig; onduidelijk; onhelder; onklaar; onoverzichtelijk; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; paf; perplex; schroomvallig; schuchter; stupide; timide; troebel; vaag; vagelijk; van streek; verlegen; verward; wazig; wollig; zot
desconcertado diffuus; vaag waarneembaar achterlijk; bedeesd; bedremmeld; beschroomd; beteuterd; betrokken; bleu; dwaas; eigenaardig; geestelijk verward; gek; geremd; geschift; geschokt; gestoord; getroffen; idioot; idioterig; in de war; ingehouden; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; met de mond vol tanden; met open mond; niet goed snik; ondersteboven; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; paf; perplex; schroomvallig; schuchter; sip; sprakeloos; stupide; teleurgesteld; timide; typisch; van streek; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verlegen; verschrikt; verstomd; verward; verwonderd; vreemd; zot
desordenado diffuus; vaag waarneembaar bandeloos; chaotisch; door elkaar; door elkaar heen; dooreen; dwaas; eigenaardig; gek; gewikkeld in; ingewikkeld; maf; mal; ongeordend; ongeorganiseerd; ongeregeld; ongesystematiseerd; onordelijk; onverzorgd; ordeloos; rommelig; slordig; typisch; verwaarloosd; verwilderd; vreemd; wanordelijk
difuso diffuus; vaag waarneembaar bleek; flauw; flets; verschoten
farragoso diffuus; vaag waarneembaar warrig
incoherente diffuus; vaag waarneembaar door elkaar heen; inconsequent; inconsistent; onsamenhangend

Verwante woorden van "diffuus":

  • diffuse

Wiktionary: diffuus

diffuus
adjective
  1. (medisch, nld) zonder scherpe begrenzing