Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. dichtgroeien:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dichtgroeien (Nederlands) in het Spaans

dichtgroeien:

dichtgroeien werkwoord (groei dicht, groeit dicht, groeide dicht, groeiden dicht, dichtgegroeid)

  1. dichtgroeien
    espesarse; cerrarse

Conjugations for dichtgroeien:

o.t.t.
  1. groei dicht
  2. groeit dicht
  3. groeit dicht
  4. groeien dicht
  5. groeien dicht
  6. groeien dicht
o.v.t.
  1. groeide dicht
  2. groeide dicht
  3. groeide dicht
  4. groeiden dicht
  5. groeiden dicht
  6. groeiden dicht
v.t.t.
  1. ben dichtgegroeid
  2. bent dichtgegroeid
  3. is dichtgegroeid
  4. zijn dichtgegroeid
  5. zijn dichtgegroeid
  6. zijn dichtgegroeid
v.v.t.
  1. was dichtgegroeid
  2. was dichtgegroeid
  3. was dichtgegroeid
  4. waren dichtgegroeid
  5. waren dichtgegroeid
  6. waren dichtgegroeid
o.t.t.t.
  1. zal dichtgroeien
  2. zult dichtgroeien
  3. zal dichtgroeien
  4. zullen dichtgroeien
  5. zullen dichtgroeien
  6. zullen dichtgroeien
o.v.t.t.
  1. zou dichtgroeien
  2. zou dichtgroeien
  3. zou dichtgroeien
  4. zouden dichtgroeien
  5. zouden dichtgroeien
  6. zouden dichtgroeien
diversen
  1. groei dicht!
  2. groeit dicht!
  3. dichtgegroeid
  4. dichtgroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dichtgroeien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cerrarse dichtgroeien afsluiten; dichtdoen; dichtgaan; dichtmaken; dichtvallen; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken; toevallen; zich sluiten
espesarse dichtgroeien door koken dikker worden; indikken; verdikken