Nederlands
Uitgebreide vertaling voor dichtgroeien (Nederlands) in het Spaans
dichtgroeien:
-
dichtgroeien
Conjugations for dichtgroeien:
o.t.t.
- groei dicht
- groeit dicht
- groeit dicht
- groeien dicht
- groeien dicht
- groeien dicht
o.v.t.
- groeide dicht
- groeide dicht
- groeide dicht
- groeiden dicht
- groeiden dicht
- groeiden dicht
v.t.t.
- ben dichtgegroeid
- bent dichtgegroeid
- is dichtgegroeid
- zijn dichtgegroeid
- zijn dichtgegroeid
- zijn dichtgegroeid
v.v.t.
- was dichtgegroeid
- was dichtgegroeid
- was dichtgegroeid
- waren dichtgegroeid
- waren dichtgegroeid
- waren dichtgegroeid
o.t.t.t.
- zal dichtgroeien
- zult dichtgroeien
- zal dichtgroeien
- zullen dichtgroeien
- zullen dichtgroeien
- zullen dichtgroeien
o.v.t.t.
- zou dichtgroeien
- zou dichtgroeien
- zou dichtgroeien
- zouden dichtgroeien
- zouden dichtgroeien
- zouden dichtgroeien
diversen
- groei dicht!
- groeit dicht!
- dichtgegroeid
- dichtgroeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor dichtgroeien:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cerrarse | dichtgroeien | afsluiten; dichtdoen; dichtgaan; dichtmaken; dichtvallen; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken; toevallen; zich sluiten |
espesarse | dichtgroeien | door koken dikker worden; indikken; verdikken |