Nederlands
Uitgebreide vertaling voor dichtgaan (Nederlands) in het Spaans
dichtgaan:
-
dichtgaan (dichtvallen; zich sluiten; toevallen)
cerrar; cerrarse; cerrar de golpe; cerrar con llave-
cerrar werkwoord
-
cerrarse werkwoord
-
cerrar de golpe werkwoord
-
cerrar con llave werkwoord
-
Conjugations for dichtgaan:
o.t.t.
- ga dicht
- gaat dicht
- gaat dicht
- gaan dicht
- gaan dicht
- gaan dicht
o.v.t.
- ging dicht
- ging dicht
- ging dicht
- gingen dicht
- gingen dicht
- gingen dicht
v.t.t.
- ben dichtgegaan
- bent dichtgegaan
- is dichtgegaan
- zijn dichtgegaan
- zijn dichtgegaan
- zijn dichtgegaan
v.v.t.
- was dichtgegaan
- was dichtgegaan
- was dichtgegaan
- waren dichtgegaan
- waren dichtgegaan
- waren dichtgegaan
o.t.t.t.
- zal dichtgaan
- zult dichtgaan
- zal dichtgaan
- zullen dichtgaan
- zullen dichtgaan
- zullen dichtgaan
o.v.t.t.
- zou dichtgaan
- zou dichtgaan
- zou dichtgaan
- zouden dichtgaan
- zouden dichtgaan
- zouden dichtgaan
diversen
- ga dicht!
- gaat dicht!
- dichtgegaan
- dichtgaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze