Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
desierto
|
|
woestenij; woestijn
|
independiente
|
|
zelfstandige
|
solitario
|
|
solitair
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dejado
|
|
opzijzetten
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abandonado
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
buiten beheer; onbeheerd; uitgevallen; vereenzaamd; wegvallen
|
aislado
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
afgezonderd; afzonderlijk; alleenstaand; apart; geïsoleerd; in quarantaine; ingesloten; los; losstaand; niet vast; omsingeld; op zich; op zichzelf staand; separaat; vereenzaamd; vrijstaand
|
aparte
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; behalve dat; bijzonder; bizar; bovendien; buitenissig; curieus; daarbij; daarenboven; eigenaardig; excentriek; gescheiden; geïsoleerd; los van elkaar; losstaand; merkwaardig; ongewoon; op zich; op zichzelf staand; separaat; terloops; terzijde; typisch; vreemd; vrijstaand; zonderling
|
dejado
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
afgezet; flodderig; gestopt; nonchalant; opgehouden; slobberig; slodderig; uitgescheiden
|
desierto
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
afgezonderd; bitter teleurgesteld; in quarantaine; onberaden; onbesuisd; ondoordacht; onnadenkend; uitgestorven; verbitterd; vereenzaamd
|
desolado
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
akelig; bedrukt; beroerd; ellendig; gedrukt; grauw; helaas; jammer; jammer genoeg; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naar; naargeestig; neerslachtig; niet te troosten; ontroostbaar; sneu; somber; spijtig; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdrietig; vreugdeloos; zielsbedroefd
|
disipado
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; los; losstaand; niet vast; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|
en si mismo
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
|
independiente
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; onafhankelijk; op zich; op zichzelf; op zichzelf levend; op zichzelf staand; separaat; soeverein; vrijstaand; zelfstandig
|
separado
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
afgescheiden; afgezonderd; afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; gesepareerd; gespreid; geïsoleerd; in quarantaine; los; los van elkaar; losstaand; niet vast; ontbonden; op zich; op zichzelf staand; opgeheven; separaat; single; uit elkaar; uit elkander; uiteen; uiteengegaan; uiteengevallen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen; vereenzaamd; verplaatsbaar; verschuifbaar; vrijstaand
|
solamente
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
afgezonderd; alleen; alleen maar; enig; enkel; exclusief; in quarantaine; slechts; uitsluitend; vereenzaamd
|
solitario
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
afgezonderd; alleenlevend; in quarantaine; solitair; vereenzaamd
|
sólo
|
afgezonderd; desolaat; eenzaam; verlaten
|
alleen maar; enkel; enkelvoudig; louter; nog maar; slechts; vereenzaamd
|