Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. deppen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor deppen (Nederlands) in het Spaans

deppen:

deppen werkwoord (dep, dept, depte, depten, gedept)

  1. deppen (afbetten; betten; bevochtigen)

Conjugations for deppen:

o.t.t.
  1. dep
  2. dept
  3. dept
  4. deppen
  5. deppen
  6. deppen
o.v.t.
  1. depte
  2. depte
  3. depte
  4. depten
  5. depten
  6. depten
v.t.t.
  1. heb gedept
  2. hebt gedept
  3. heeft gedept
  4. hebben gedept
  5. hebben gedept
  6. hebben gedept
v.v.t.
  1. had gedept
  2. had gedept
  3. had gedept
  4. hadden gedept
  5. hadden gedept
  6. hadden gedept
o.t.t.t.
  1. zal deppen
  2. zult deppen
  3. zal deppen
  4. zullen deppen
  5. zullen deppen
  6. zullen deppen
o.v.t.t.
  1. zou deppen
  2. zou deppen
  3. zou deppen
  4. zouden deppen
  5. zouden deppen
  6. zouden deppen
en verder
  1. is gedept
  2. zijn gedept
diversen
  1. dep!
  2. dept!
  3. gedept
  4. deppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor deppen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mojar ligeramente afbetten; betten; bevochtigen; deppen

Wiktionary: deppen

deppen
verb
  1. (overgankelijk) bevochtigen met een lapje of een depper