Nederlands
Uitgebreide vertaling voor de overhand hebben (Nederlands) in het Spaans
de overhand hebben:
de overhand hebben werkwoord (heb de overhand, hebt de overhand, heeft de overhand, had de overhand, hadden de overhand, de overhand gehad)
-
de overhand hebben (heersen)
imperar; reinar; prevalecer; dominar; mandar-
imperar werkwoord
-
reinar werkwoord
-
prevalecer werkwoord
-
dominar werkwoord
-
mandar werkwoord
-
-
de overhand hebben (domineren; overheersen)
Conjugations for de overhand hebben:
o.t.t.
- heb de overhand
- hebt de overhand
- heeft de overhand
- hebben de overhand
- hebben de overhand
- hebben de overhand
o.v.t.
- had de overhand
- had de overhand
- had de overhand
- hadden de overhand
- hadden de overhand
- hadden de overhand
v.t.t.
- heb de overhand gehad
- hebt de overhand gehad
- heeft de overhand gehad
- hebben de overhand gehad
- hebben de overhand gehad
- hebben de overhand gehad
v.v.t.
- had de overhand gehad
- had de overhand gehad
- had de overhand gehad
- hadden de overhand gehad
- hadden de overhand gehad
- hadden de overhand gehad
o.t.t.t.
- zal de overhand hebben
- zult de overhand hebben
- zal de overhand hebben
- zullen de overhand hebben
- zullen de overhand hebben
- zullen de overhand hebben
o.v.t.t.
- zou de overhand hebben
- zou de overhand hebben
- zou de overhand hebben
- zouden de overhand hebben
- zouden de overhand hebben
- zouden de overhand hebben
diversen
- heb de overhand!
- de overhand gehad
- de overhand hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor de overhand hebben:
Computer vertaling door derden: