Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- consolideren:
-
Wiktionary:
- consolideren → consolidar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor consolideren (Nederlands) in het Spaans
consolideren:
-
consolideren (verstevigen)
Conjugations for consolideren:
o.t.t.
- consolideer
- consolideert
- consolideert
- consolideren
- consolideren
- consolideren
o.v.t.
- consolideerde
- consolideerde
- consolideerde
- consolideerden
- consolideerden
- consolideerden
v.t.t.
- heb geconsolideerd
- hebt geconsolideerd
- heeft geconsolideerd
- hebben geconsolideerd
- hebben geconsolideerd
- hebben geconsolideerd
v.v.t.
- had geconsolideerd
- had geconsolideerd
- had geconsolideerd
- hadden geconsolideerd
- hadden geconsolideerd
- hadden geconsolideerd
o.t.t.t.
- zal consolideren
- zult consolideren
- zal consolideren
- zullen consolideren
- zullen consolideren
- zullen consolideren
o.v.t.t.
- zou consolideren
- zou consolideren
- zou consolideren
- zouden consolideren
- zouden consolideren
- zouden consolideren
diversen
- consolideer!
- consolideert!
- geconsolideerd
- consoliderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor consolideren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
consolidar | consolideren; verstevigen | solidair maken; solidariseren |
fortalecer | consolideren; verstevigen | harden; solidair maken; solidariseren; stalen; sterken; sterker maken; sterker worden; uitharden; versterken |
Wiktionary: consolideren
consolideren
verb
-
vast en duurzaam maken
- consolideren → consolidar