Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. chanteren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor chanteren (Nederlands) in het Spaans

chanteren:

chanteren werkwoord (chanteer, chanteert, chanteerde, chanteerden, gechanteerd)

  1. chanteren (afpersen)

Conjugations for chanteren:

o.t.t.
  1. chanteer
  2. chanteert
  3. chanteert
  4. chanteren
  5. chanteren
  6. chanteren
o.v.t.
  1. chanteerde
  2. chanteerde
  3. chanteerde
  4. chanteerden
  5. chanteerden
  6. chanteerden
v.t.t.
  1. heb gechanteerd
  2. hebt gechanteerd
  3. heeft gechanteerd
  4. hebben gechanteerd
  5. hebben gechanteerd
  6. hebben gechanteerd
v.v.t.
  1. had gechanteerd
  2. had gechanteerd
  3. had gechanteerd
  4. hadden gechanteerd
  5. hadden gechanteerd
  6. hadden gechanteerd
o.t.t.t.
  1. zal chanteren
  2. zult chanteren
  3. zal chanteren
  4. zullen chanteren
  5. zullen chanteren
  6. zullen chanteren
o.v.t.t.
  1. zou chanteren
  2. zou chanteren
  3. zou chanteren
  4. zouden chanteren
  5. zouden chanteren
  6. zouden chanteren
en verder
  1. ben gechanteerd
  2. bent gechanteerd
  3. is gechanteerd
  4. zijn gechanteerd
  5. zijn gechanteerd
  6. zijn gechanteerd
diversen
  1. chanteer!
  2. chanteert!
  3. gechanteerd
  4. chanterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor chanteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chantajear afpersen; chanteren
hacer chantaje afpersen; chanteren intimideren; onder druk zetten

Wiktionary: chanteren

chanteren
verb
  1. onder bedreiging een schandaal te veroorzaken iemand geld afhandig maken

Cross Translation:
FromToVia
chanteren chantajear blackmail — to extort money