Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abertura
|
buurtschap; gat; gehucht
|
aanvang; achterbuurt; begin; doorkijk; eerlijkheid; gribus; insnijding; inzet; kijkje; kloof; krottenbuurt; krottenwijk; lek; lekken; onbevangenheid; openhartigheid; openheid; opening; oprechtheid; rechtschapenheid; rondborstigheid; rondheid; spleet; split; staartstuk; start; stuit; tussenruimte; uitsparing
|
agujero
|
buurtschap; gat; gehucht
|
achterbuurt; gaatje; gat; gribus; krottenbuurt; krottenwijk; lek; lekkage; lekken; onderkant; waterlek
|
aldea
|
buurtschap; dorp; gat; gehucht
|
nederzetting
|
apertura
|
buurtschap; gat; gehucht
|
eerlijkheid; ontsluiten; ontsluiting; openhartigheid; openheid; openlegging; openstelling; oprechtheid; rechtschapenheid; rondborstigheid; rondheid; voorprogramma
|
bache
|
buurtschap; gat; gehucht
|
achterbuurt; gribus; inzakking; krottenbuurt; krottenwijk; kuil; malaise; onderkant; slapheid; slapte; staartstuk; stuit; uitholling
|
boquete
|
buurtschap; gat; gehucht
|
achterbuurt; bres; gat; gribus; krottenbuurt; krottenwijk; lek; lekken; onderkant; opening
|
caserío
|
buurtschap; gat; gehucht
|
nederzetting
|
destino
|
buurtschap; gat; gehucht
|
bestemming; doel; doelvoorziening; eindpunt; fortuin; fortuintje; geadresseerde; geluk; gelukkigheid; het gelukkig-zijn; levenslot; noodlot; ongelukkig lot; reisbestemming; toekomst; toekomsten; voorland
|
hendidura
|
buurtschap; gat; gehucht
|
barst; bergkloof; bergspleet; breuk; geul; gleuf; groef; groeve; insnijding; kloof; krak; langwerpige uitholling; opening; rotskloof; rotsspleet; scheur; sleuf; spleet; split; spouw; tussenruimte; uitsparing; vaargeul
|
hoyo
|
buurtschap; gat; gehucht
|
bron; crypte; graf; grafkuil; grafplaats; holte; kuil; lek; lekken; niche; nis; onderaardse gang; put; rustplaats; uitholling; waterput; wel
|
hueco
|
buurtschap; gat; gehucht
|
bak; bowl; gaping; gebrek; hiaat; holte; laagte; lek; lekken; manco; muurnis; niche; nis; schacht; uitholling; zwakheid
|
lugar
|
buurtschap; gat; gehucht
|
hoek; locatie; oord; plaats; plek; streek
|
mancha
|
buurtschap; gat; gehucht
|
blaam; harde slag; klap; kledder; klodder; klont; klonter; kwak; lik; moesje; nop; schar; smet; spat; spatje; spatter; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje; zwabber
|
pueblo
|
buurtschap; dorp; gat; gehucht
|
mensen; natie; volk
|
tacha
|
buurtschap; gat; gehucht
|
schoonheidsfoutje; smet; vlek; vuile plek
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
destino
|
|
doel-
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hueco
|
|
hol; inhoudsloos; leeg; nietszeggend
|