Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- buffel:
- buffelen:
-
Wiktionary:
- buffel → búfalo, bisonte, alcéfalo, alcéfalo bucéfalo
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor buffel (Nederlands) in het Spaans
buffel:
-
de buffel (karbouw)
Vertaal Matrix voor buffel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
búfalo | buffel; karbouw |
Verwante woorden van "buffel":
Wiktionary: buffel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• buffel | → búfalo | ↔ buffalo — Old World mammals |
• buffel | → bisonte | ↔ buffalo — North American bison |
• buffel | → alcéfalo; alcéfalo bucéfalo | ↔ bubale — zool|nocat=1 Une des espèces d’antilope d’Afrique dont les cornes annelées à double courbure ont la pointe en arrière, nom vernaculaire de plusieurs espèces de bovidés. |
• buffel | → búfalo | ↔ buffle — élevage|fr Nom donné à plusieurs espèces de bovidés sauvages ou domestiques des genres Bubalus et Syncerus. |
buffelen:
-
buffelen (hard werken; half dood werken; afbeulen; kapotwerken; een ongeluk werken; pezen; sloven; aanpoten)
trabajar duro; desriñonar a una persona; matarse trabajando; trabajar como un negro; bregar; trajinar; hacer trabajar con exceso; deslomar a una persona-
trabajar duro werkwoord
-
desriñonar a una persona werkwoord
-
matarse trabajando werkwoord
-
trabajar como un negro werkwoord
-
bregar werkwoord
-
trajinar werkwoord
-
hacer trabajar con exceso werkwoord
-
deslomar a una persona werkwoord
-
Conjugations for buffelen:
o.t.t.
- buffel
- buffelt
- buffelt
- buffelen
- buffelen
- buffelen
o.v.t.
- buffelde
- buffelde
- buffelde
- buffelden
- buffelden
- buffelden
v.t.t.
- heb gebuffeld
- hebt gebuffeld
- heeft gebuffeld
- hebben gebuffeld
- hebben gebuffeld
- hebben gebuffeld
v.v.t.
- had gebuffeld
- had gebuffeld
- had gebuffeld
- hadden gebuffeld
- hadden gebuffeld
- hadden gebuffeld
o.t.t.t.
- zal buffelen
- zult buffelen
- zal buffelen
- zullen buffelen
- zullen buffelen
- zullen buffelen
o.v.t.t.
- zou buffelen
- zou buffelen
- zou buffelen
- zouden buffelen
- zouden buffelen
- zouden buffelen
diversen
- buffel!
- buffelt!
- gebuffeld
- buffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze