Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
-
brullen:
- ladrar; chillar; hacer estragos; gritar; vocear; dar voces; dar gritos; gritar a voces; pegar voces; rugir; balar; bramar; vociferar; dar alaridos; encolerizarse; enfurecerse; zarpar; ajear; despotricar; imprecar; blasfemar; tronar; refunfuñar; desentonar; agredir de palabra; despotricar contra; soltar palabrotas; lanzar blasfemias; soltar un taco; llorar; chirriar; berrear; guiñar; aullar; ulular; gemir; gañir; dar guiñadas; ulilar
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor brul (Nederlands) in het Spaans
brullen:
-
brullen (het uitgillen; uitroepen; uitschreeuwen)
ladrar; chillar; hacer estragos; gritar; vocear; dar voces; dar gritos; gritar a voces; pegar voces-
ladrar werkwoord
-
chillar werkwoord
-
hacer estragos werkwoord
-
gritar werkwoord
-
vocear werkwoord
-
dar voces werkwoord
-
dar gritos werkwoord
-
gritar a voces werkwoord
-
pegar voces werkwoord
-
-
brullen (blèren)
chillar; rugir; gritar; balar; bramar; vociferar; vocear; dar voces; dar alaridos; dar gritos; pegar voces-
chillar werkwoord
-
rugir werkwoord
-
gritar werkwoord
-
balar werkwoord
-
bramar werkwoord
-
vociferar werkwoord
-
vocear werkwoord
-
dar voces werkwoord
-
dar alaridos werkwoord
-
dar gritos werkwoord
-
pegar voces werkwoord
-
-
brullen (bulderen; schreeuwen; daveren; blaffen)
chillar; encolerizarse; enfurecerse; zarpar; ajear; despotricar; imprecar; blasfemar; tronar; refunfuñar; bramar; vociferar; desentonar; agredir de palabra; despotricar contra; soltar palabrotas; lanzar blasfemias; soltar un taco-
chillar werkwoord
-
encolerizarse werkwoord
-
enfurecerse werkwoord
-
zarpar werkwoord
-
ajear werkwoord
-
despotricar werkwoord
-
imprecar werkwoord
-
blasfemar werkwoord
-
tronar werkwoord
-
refunfuñar werkwoord
-
bramar werkwoord
-
vociferar werkwoord
-
desentonar werkwoord
-
agredir de palabra werkwoord
-
despotricar contra werkwoord
-
soltar palabrotas werkwoord
-
lanzar blasfemias werkwoord
-
soltar un taco werkwoord
-
-
brullen (huilen; krijsen; janken)
-
brullen (janken; gillen)
-
brullen (schreeuwen; blaffen; bulderen)
gritar; balar; dar gritos; dar voces; gritar a voces-
gritar werkwoord
-
balar werkwoord
-
dar gritos werkwoord
-
dar voces werkwoord
-
gritar a voces werkwoord
-
Conjugations for brullen:
o.t.t.
- brul
- brult
- brult
- brullen
- brullen
- brullen
o.v.t.
- brulde
- brulde
- brulde
- brulden
- brulden
- brulden
v.t.t.
- heb gebruld
- hebt gebruld
- heeft gebruld
- hebben gebruld
- hebben gebruld
- hebben gebruld
v.v.t.
- had gebruld
- had gebruld
- had gebruld
- hadden gebruld
- hadden gebruld
- hadden gebruld
o.t.t.t.
- zal brullen
- zult brullen
- zal brullen
- zullen brullen
- zullen brullen
- zullen brullen
o.v.t.t.
- zou brullen
- zou brullen
- zou brullen
- zouden brullen
- zouden brullen
- zouden brullen
diversen
- brul!
- brult!
- gebruld
- brullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor brullen:
Wiktionary: brullen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• brullen | → bramar | ↔ bellow — to make a noise like the deep roar of a large animal |
• brullen | → rugir; bramar | ↔ roar — of animals |
• brullen | → quejar; aullar | ↔ clamer — manifester son opinion par des termes violents, par des cris. |
• brullen | → gritar; rebuznar; balar; ladrar | ↔ crier — jeter un ou plusieurs cris. |
• brullen | → amonestar; reprender; reprobar; vituperar; reprochar; regañar; amenazar; reñir | ↔ gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent. |
• brullen | → aullar; ulular; rebuznar; balar; gritar; ladrar | ↔ hurler — Traductions à trier suivant le sens |
• brullen | → rugir | ↔ rugir — Pousser un cri |