Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. brouwen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor brouwen (Nederlands) in het Spaans

brouwen:

brouwen werkwoord (brouw, brouwt, brouwde, brouwden, gebrouwd)

  1. brouwen (iets toebereiden; bereiden; klaarmaken; prepareren)
    preparar; aderezar; prepararse; apercibir; arreglar; aprestar
  2. brouwen (toebereiden; bereiden; klaarmaken; gereed maken)
    preparar; aderezar

Conjugations for brouwen:

o.t.t.
  1. brouw
  2. brouwt
  3. brouwt
  4. brouwen
  5. brouwen
  6. brouwen
o.v.t.
  1. brouwde
  2. brouwde
  3. brouwde
  4. brouwden
  5. brouwden
  6. brouwden
v.t.t.
  1. heb gebrouwd
  2. hebt gebrouwd
  3. heeft gebrouwd
  4. hebben gebrouwd
  5. hebben gebrouwd
  6. hebben gebrouwd
v.v.t.
  1. had gebrouwd
  2. had gebrouwd
  3. had gebrouwd
  4. hadden gebrouwd
  5. hadden gebrouwd
  6. hadden gebrouwd
o.t.t.t.
  1. zal brouwen
  2. zult brouwen
  3. zal brouwen
  4. zullen brouwen
  5. zullen brouwen
  6. zullen brouwen
o.v.t.t.
  1. zou brouwen
  2. zou brouwen
  3. zou brouwen
  4. zouden brouwen
  5. zouden brouwen
  6. zouden brouwen
en verder
  1. is gebrouwd
diversen
  1. brouw!
  2. brouwt!
  3. gebrouwd
  4. brouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor brouwen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arreglar afhandelen; ordenen; schikken
preparar bereiden; klaarmaken; toebereiden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aderezar bereiden; brouwen; gereed maken; iets toebereiden; klaarmaken; prepareren; toebereiden
apercibir bereiden; brouwen; iets toebereiden; klaarmaken; prepareren
aprestar bereiden; brouwen; iets toebereiden; klaarmaken; prepareren
arreglar bereiden; brouwen; iets toebereiden; klaarmaken; prepareren aanzuiveren; afdoen; afspreken; arrangeren; bedisselen; betalen; bijleggen; fatsoeneren; fiksen; gereedmaken; goedmaken; herstellen; hervinden; iets op touw zetten; iets regelen; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; inrichten; installeren; klaren; klusje opknappen; klussen; maken; meubileren; nabetalen; opknappen; rechtzetten; regelen; renoveren; repareren; restaureren; ruzie afsluiten; schikken; terugvinden; vereffenen; vernieuwen; voldoen; zich voegen
preparar bereiden; brouwen; gereed maken; iets toebereiden; klaarmaken; prepareren; toebereiden alvast neerzetten; eten bereiden; gereedmaken; klaarmaken; klaarzetten; koken; kokkerellen; prepareren; voorbereiden; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen; voorbewerken; voorwerken
prepararse bereiden; brouwen; iets toebereiden; klaarmaken; prepareren aanstalten maken; gereedmaken; opmaken; zich bereiden; zich gereed maken; zich klaarmaken; zich prepareren; zich voorbereiden

Verwante definities voor "brouwen":

  1. iets klaarmaken met verschillende grondstoffen1
    • bij Heineken wordt bier gebrouwen1

Wiktionary: brouwen


Cross Translation:
FromToVia
brouwen fermentar; destilar brew — to prepare liquor