Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. broei:
  2. broeien:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor broei (Nederlands) in het Spaans

broei:

broei [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de broei
    el recalentamiento; el bochorno

Vertaal Matrix voor broei:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bochorno broei beklemdheid; benauwdheid; gevoel van beklemming; zwoelte
recalentamiento broei

Verwante woorden van "broei":


broeien:

broeien werkwoord (broei, broeit, broeide, broeiden, bebroeid)

  1. broeien (warm zijn)

Conjugations for broeien:

o.t.t.
  1. broei
  2. broeit
  3. broeit
  4. broeien
  5. broeien
  6. broeien
o.v.t.
  1. broeide
  2. broeide
  3. broeide
  4. broeiden
  5. broeiden
  6. broeiden
v.t.t.
  1. heb bebroeid
  2. hebt bebroeid
  3. heeft bebroeid
  4. hebben bebroeid
  5. hebben bebroeid
  6. hebben bebroeid
v.v.t.
  1. had bebroeid
  2. had bebroeid
  3. had bebroeid
  4. hadden bebroeid
  5. hadden bebroeid
  6. hadden bebroeid
o.t.t.t.
  1. zal broeien
  2. zult broeien
  3. zal broeien
  4. zullen broeien
  5. zullen broeien
  6. zullen broeien
o.v.t.t.
  1. zou broeien
  2. zou broeien
  3. zou broeien
  4. zouden broeien
  5. zouden broeien
  6. zouden broeien
diversen
  1. broei!
  2. broeit!
  3. bebroeid
  4. broeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor broeien:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estar caliente broeien; warm zijn
hacer calor broeien; warm zijn

Verwante woorden van "broeien":


Wiktionary: broeien

broeien
verb
  1. heet worden door gisting
  2. intr|nld heet worden door gisting