Nederlands
Uitgebreide vertaling voor blinderen (Nederlands) in het Spaans
blinderen:
-
blinderen (afdekken)
Conjugations for blinderen:
o.t.t.
- blindeer
- blindeert
- blindeert
- blinderen
- blinderen
- blinderen
o.v.t.
- blindeerde
- blindeerde
- blindeerde
- blindeerden
- blindeerden
- blindeerden
v.t.t.
- heb geblindeerd
- hebt geblindeerd
- heeft geblindeerd
- hebben geblindeerd
- hebben geblindeerd
- hebben geblindeerd
v.v.t.
- had geblindeerd
- had geblindeerd
- had geblindeerd
- hadden geblindeerd
- hadden geblindeerd
- hadden geblindeerd
o.t.t.t.
- zal blinderen
- zult blinderen
- zal blinderen
- zullen blinderen
- zullen blinderen
- zullen blinderen
o.v.t.t.
- zou blinderen
- zou blinderen
- zou blinderen
- zouden blinderen
- zouden blinderen
- zouden blinderen
diversen
- blindeer!
- blindeert!
- geblindeerd
- blinderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor blinderen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cubrir | bedekken; beslaan; indekken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blindar | afdekken; blinderen | bepantseren; harnassen |
cubrir | afdekken; blinderen | afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; bemantelen; beschermen; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dekken; dichtgooien; draperen; gladstrijken; hullen; inhullen; insluiten; maskeren; met stof behangen; omhullen; omvatten; overdekken; overheen trekken; overkappen; overtrekken; overwelven; stofferen; strijken; toestoppen; toevoegen; van bekleding voorzien; verhullen; versluieren |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cubrir | bedekken; met iets bestrijken |