Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. binnenstappen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor binnenstappen (Nederlands) in het Spaans

binnenstappen:

binnenstappen werkwoord (stap binnen, stapt binnen, stapte binnen, stapten binnen, binnengestapt)

  1. binnenstappen (binnentreden; betreden; binnenkomen; )
    entrar; llegar; meterse; entrar en; hacer su entrada; pasar a; caer en; acceder

Conjugations for binnenstappen:

o.t.t.
  1. stap binnen
  2. stapt binnen
  3. stapt binnen
  4. stappen binnen
  5. stappen binnen
  6. stappen binnen
o.v.t.
  1. stapte binnen
  2. stapte binnen
  3. stapte binnen
  4. stapten binnen
  5. stapten binnen
  6. stapten binnen
v.t.t.
  1. ben binnengestapt
  2. bent binnengestapt
  3. is binnengestapt
  4. zijn binnengestapt
  5. zijn binnengestapt
  6. zijn binnengestapt
v.v.t.
  1. was binnengestapt
  2. was binnengestapt
  3. was binnengestapt
  4. waren binnengestapt
  5. waren binnengestapt
  6. waren binnengestapt
o.t.t.t.
  1. zal binnenstappen
  2. zult binnenstappen
  3. zal binnenstappen
  4. zullen binnenstappen
  5. zullen binnenstappen
  6. zullen binnenstappen
o.v.t.t.
  1. zou binnenstappen
  2. zou binnenstappen
  3. zou binnenstappen
  4. zouden binnenstappen
  5. zouden binnenstappen
  6. zouden binnenstappen
diversen
  1. stap binnen!
  2. stapt binnen!
  3. binnengestapt
  4. binnenstappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor binnenstappen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entrar binnengaan
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acceder betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan aankomen; afgeven; akkoord gaan; arriveren; beamen; bevestigen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; doordringen; erbij voegen; erop achteruitgaan; geld inleveren; goed vinden; gunnen; iets toekennen; inleveren; instemmen; invoegen; onderschrijven; ondervragen; overgaan op nieuwe rijbaan; overhandigen; overhoren; penetreren; staven; toebedelen; toekennen; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toevoegen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren
caer en betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan doordringen; draaien; erin vallen; penetreren; rondtollen; tollen
entrar betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan aankomen; aantreden; arriveren; binnenrijden; binnenstormen; binnenvliegen; doen in; doordringen; inbrengen; indoen; inrijden; instoppen; penetreren; toetreden; zich toegang verschaffen
entrar en betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan aankomen; aanvangen; arriveren; beginnen; binnendringen; binnenmarcheren; binnenrijden; binnenstromen; binnentrekken; binnenvallen; doordringen; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; inpassen; inrijden; instromen; invallen; massaal opkomen; onverwachts langskomen; passen in; penetreren; starten; toestromen; van start gaan
hacer su entrada betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan aankomen; arriveren
llegar betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan aankomen; afsluiten; arriveren; belanden; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; finishen; geraken; landen; neerkomen; op de grond komen; ophouden; stoppen; terecht komen; terechtkomen; uithebben; uitkrijgen; verzeilen
meterse betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan worden
pasar a betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan