Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. bijtellen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bijtellen (Nederlands) in het Spaans

bijtellen:

bijtellen werkwoord (tel bij, telt bij, telde bij, telden bij, bijgeteld)

  1. bijtellen (optellen; erbij tellen; bijrekenen)
    adjuntar; sumar; añadir; incluir; agregar; enumerar

Conjugations for bijtellen:

o.t.t.
  1. tel bij
  2. telt bij
  3. telt bij
  4. tellen bij
  5. tellen bij
  6. tellen bij
o.v.t.
  1. telde bij
  2. telde bij
  3. telde bij
  4. telden bij
  5. telden bij
  6. telden bij
v.t.t.
  1. heb bijgeteld
  2. hebt bijgeteld
  3. heeft bijgeteld
  4. hebben bijgeteld
  5. hebben bijgeteld
  6. hebben bijgeteld
v.v.t.
  1. had bijgeteld
  2. had bijgeteld
  3. had bijgeteld
  4. hadden bijgeteld
  5. hadden bijgeteld
  6. hadden bijgeteld
o.t.t.t.
  1. zal bijtellen
  2. zult bijtellen
  3. zal bijtellen
  4. zullen bijtellen
  5. zullen bijtellen
  6. zullen bijtellen
o.v.t.t.
  1. zou bijtellen
  2. zou bijtellen
  3. zou bijtellen
  4. zouden bijtellen
  5. zouden bijtellen
  6. zouden bijtellen
diversen
  1. tel bij!
  2. telt bij!
  3. bijgeteld
  4. bijtellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bijtellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
añadir bijvoegen; toeleggen; toevoegen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjuntar bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen aan mengsel toevoegen; bijdoen; bijmengen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; insluiten; toevoegen
agregar bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen aan mengsel toevoegen; aansluiten; aanvullen; bijdoen; bijmengen; bijsluiten; bijvoegen; completeren; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; insluiten; toevoegen; voltallig maken
añadir bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen aansluiten; aanvullen; bijdoen; bijgieten; bijleggen; bijsluiten; bijvoegen; completeren; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; extra betalen; geld toe leggen; inschenken; insluiten; intappen; schenken; serveren; tappen; toevoegen; voltallig maken
enumerar bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen
incluir bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen beperken; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; limiteren; meeberekenen; meerekenen; meetellen; met handen omvatten; omsingelen; omsluiten; omspannen; omvatten; toevoegen
sumar bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen aanvullen; bedragen; completeren; toevoegen; voltallig maken
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
incluir bundelen

Wiktionary: bijtellen


Cross Translation:
FromToVia
bijtellen sumar; adicionar add — to perform the arithmetical operation of addition, to add up
bijtellen adicionar; sumar additionnerajouter plusieurs nombres l’un à l’autre pour en trouver le total.