Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. bij elkaar leggen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bij elkaar leggen (Nederlands) in het Spaans

bij elkaar leggen:

bij elkaar leggen werkwoord (leg bij elkaar, legt bij elkaar, legde bij elkaar, legden bij elkaar, bij elkaar gelegd)

  1. bij elkaar leggen

Conjugations for bij elkaar leggen:

o.t.t.
  1. leg bij elkaar
  2. legt bij elkaar
  3. legt bij elkaar
  4. leggen bij elkaar
  5. leggen bij elkaar
  6. leggen bij elkaar
o.v.t.
  1. legde bij elkaar
  2. legde bij elkaar
  3. legde bij elkaar
  4. legden bij elkaar
  5. legden bij elkaar
  6. legden bij elkaar
v.t.t.
  1. heb bij elkaar gelegd
  2. hebt bij elkaar gelegd
  3. heeft bij elkaar gelegd
  4. hebben bij elkaar gelegd
  5. hebben bij elkaar gelegd
  6. hebben bij elkaar gelegd
v.v.t.
  1. had bij elkaar gelegd
  2. had bij elkaar gelegd
  3. had bij elkaar gelegd
  4. hadden bij elkaar gelegd
  5. hadden bij elkaar gelegd
  6. hadden bij elkaar gelegd
o.t.t.t.
  1. zal bij elkaar leggen
  2. zult bij elkaar leggen
  3. zal bij elkaar leggen
  4. zullen bij elkaar leggen
  5. zullen bij elkaar leggen
  6. zullen bij elkaar leggen
o.v.t.t.
  1. zou bij elkaar leggen
  2. zou bij elkaar leggen
  3. zou bij elkaar leggen
  4. zouden bij elkaar leggen
  5. zouden bij elkaar leggen
  6. zouden bij elkaar leggen
diversen
  1. leg bij elkaar!
  2. legt bij elkaar!
  3. bij elkaar gelegd
  4. bij elkaar leggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bij elkaar leggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
colocar juntos bij elkaar leggen

Verwante vertalingen van bij elkaar leggen