Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bibber (Nederlands) in het Spaans

bibber vorm van bibberen:

bibberen werkwoord (bibber, bibbert, bibberde, bibberden, gebibberd)

  1. bibberen (rillen; beven)
    temblar
  2. bibberen (klappertanden; kleumen; koulijden)

Conjugations for bibberen:

o.t.t.
  1. bibber
  2. bibbert
  3. bibbert
  4. bibberen
  5. bibberen
  6. bibberen
o.v.t.
  1. bibberde
  2. bibberde
  3. bibberde
  4. bibberden
  5. bibberden
  6. bibberden
v.t.t.
  1. heb gebibberd
  2. hebt gebibberd
  3. heeft gebibberd
  4. hebben gebibberd
  5. hebben gebibberd
  6. hebben gebibberd
v.v.t.
  1. had gebibberd
  2. had gebibberd
  3. had gebibberd
  4. hadden gebibberd
  5. hadden gebibberd
  6. hadden gebibberd
o.t.t.t.
  1. zal bibberen
  2. zult bibberen
  3. zal bibberen
  4. zullen bibberen
  5. zullen bibberen
  6. zullen bibberen
o.v.t.t.
  1. zou bibberen
  2. zou bibberen
  3. zou bibberen
  4. zouden bibberen
  5. zouden bibberen
  6. zouden bibberen
diversen
  1. bibber!
  2. bibbert!
  3. gebibberd
  4. bibberend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bibberen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bibberen (rillen)
    el tembleque; el escalofrío

Vertaal Matrix voor bibberen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
escalofrío bibberen; rillen bibberatie; huivering; rilling; siddering
temblar beven
tembleque bibberen; rillen bibberatie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acanalar bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden
aterirse bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden
dar diente con diente bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden
dentellar bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden kartelen; kartels krijgen; klepperen
pasar frío bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden
temblar beven; bibberen; rillen doortrillen; heen en weer bewegen; kloppen; lillen; schudden; trillen; vibreren
tener frío bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tembleque beverig; gammel; krakkemikkig; wankel; zwak

Wiktionary: bibberen

bibberen
verb
  1. hevig trillen van kou of angst

Cross Translation:
FromToVia
bibberen tiritar; temblar de frio; escalofrio shiver — to tremble or shake
bibberen tiritar; temblequear grelottertrembler de froid.
bibberen temblar trembler — Être agité de petites et fréquentes secousses. (Sens général)