Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bevechten (Nederlands) in het Spaans
bevechten:
-
bevechten (bestrijden; bekampen)
Conjugations for bevechten:
o.t.t.
- bevecht
- bevecht
- bevecht
- bevechten
- bevechten
- bevechten
o.v.t.
- bevocht
- bevocht
- bevocht
- bevochten
- bevochten
- bevochten
v.t.t.
- heb bevochten
- hebt bevochten
- heeft bevochten
- hebben bevochten
- hebben bevochten
- hebben bevochten
v.v.t.
- had bevochten
- had bevochten
- had bevochten
- hadden bevochten
- hadden bevochten
- hadden bevochten
o.t.t.t.
- zal bevechten
- zult bevechten
- zal bevechten
- zullen bevechten
- zullen bevechten
- zullen bevechten
o.v.t.t.
- zou bevechten
- zou bevechten
- zou bevechten
- zouden bevechten
- zouden bevechten
- zouden bevechten
diversen
- bevecht!
- bevecht!
- bevochten
- bevechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze