Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beslissen (Nederlands) in het Spaans
beslissen:
-
beslissen (besluiten)
decidir; decidirse a; terminar; concluir; convenir en; acordar; vencer; resolver; caducar; expirar-
decidir werkwoord
-
decidirse a werkwoord
-
terminar werkwoord
-
concluir werkwoord
-
convenir en werkwoord
-
acordar werkwoord
-
vencer werkwoord
-
resolver werkwoord
-
caducar werkwoord
-
expirar werkwoord
-
Conjugations for beslissen:
o.t.t.
- beslis
- beslist
- beslist
- beslissen
- beslissen
- beslissen
o.v.t.
- besliste
- besliste
- besliste
- beslisten
- beslisten
- beslisten
v.t.t.
- heb beslist
- hebt beslist
- heeft beslist
- hebben beslist
- hebben beslist
- hebben beslist
v.v.t.
- had beslist
- had beslist
- had beslist
- hadden beslist
- hadden beslist
- hadden beslist
o.t.t.t.
- zal beslissen
- zult beslissen
- zal beslissen
- zullen beslissen
- zullen beslissen
- zullen beslissen
o.v.t.t.
- zou beslissen
- zou beslissen
- zou beslissen
- zouden beslissen
- zouden beslissen
- zouden beslissen
diversen
- beslis!
- beslist!
- beslist
- beslissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beslissen:
Synoniemen voor "beslissen":
Verwante definities voor "beslissen":
Wiktionary: beslissen
beslissen
Cross Translation:
verb
-
vaststellen wat er gaat gebeuren
- beslissen → decidir
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beslissen | → resolver; decidir | ↔ decide — to resolve or settle |
• beslissen | → resolver | ↔ resolve — make a firm decision |
• beslissen | → decidir; resolver | ↔ décider — résoudre après examen une chose douteux et contester. |