Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. bereidheid:
  2. bereid:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bereidheid (Nederlands) in het Spaans

bereidheid:

bereidheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de bereidheid (bereidwilligheid)
    la complacencia

Vertaal Matrix voor bereidheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
complacencia bereidheid; bereidwilligheid behulpzaamheid; clementie; compassie; dienstwilligheid; goedaardigheid; goedertierenheid; goedheid; goedmoedigheid; goedwillendheid; gunstige gezindheid; hulpvaardigheid; liefdadigheid; liefdadigheidsinstelling; meegaandheid; mildheid; toegevendheid; vergenoegdheid; volgzaamheid; weldaad; weldadigheidsinstelling; welwillendheid

Verwante woorden van "bereidheid":


bereid:

bereid bijvoeglijk naamwoord

  1. bereid
    dispuesto; propenso; listo; inclinado

Vertaal Matrix voor bereid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
listo genie; geniekorps
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dispuesto bereid bereidvaardig; gehumeurd; gemutst; genegen; geordend; georderd; gestemd; gewillig
inclinado bereid aflopend; bereidvaardig; de neiging hebbend; flauw hellend; genegen; geneigd; gewillig; gezind; glooiend; hellend; obsceen; schuin; schuin aflopend; steil; vies; vunzig; zedeloos
listo bereid aantrekkelijke; achterbaks; adrem; af; afgedaan; afgelopen; arglistig; bedreven; behendig; bekwaam; berekenend; beëindigd; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; doortrapt; gedaan; gehaaid; gemeen; geniepig; geoefend; gepakt; gepleegd; gepolijst; geraffineerd; gereed; geslepen; gevat; gewiekst; geëindigd; gis; gladgemaakt; gladgeslepen; gluiperig; goochem; handig; ingenieus; intelligent; kien; klaar; knap; kundig; kunstig; leep; link; listig; over; paraat; pienter; puntig; raak; scherp; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; spitsvondig; stiekem; uit; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk; volbracht; voltooid; voorbij
propenso bereid genegen; gevoelig; teergevoelig; vatbaar

Verwante woorden van "bereid":


Verwante definities voor "bereid":

  1. het wel willen doen1
    • ik ben bereid voorzitter te worden1

Wiktionary: bereid

bereid
adjective
  1. akkoord gaand, instemmend: bereid tot actie

Cross Translation:
FromToVia
bereid dispuesto willing — ready to do something that is not a matter of course

Verwante vertalingen van bereidheid