Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- bemachtigen:
-
Wiktionary:
- bemachtigen → apoderarse de, obtener, enseñorearse de, adueñarse de
- bemachtigen → agarrar, asir, coger, apoderarse de
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bemachtigen (Nederlands) in het Spaans
bemachtigen:
-
bemachtigen
conseguir; obtener; adquirir; apoderarse de; coger; captar; adueñarse de-
conseguir werkwoord
-
obtener werkwoord
-
adquirir werkwoord
-
apoderarse de werkwoord
-
coger werkwoord
-
captar werkwoord
-
adueñarse de werkwoord
-
Conjugations for bemachtigen:
o.t.t.
- bemachtig
- bemachtigt
- bemachtigt
- bemachtigen
- bemachtigen
- bemachtigen
o.v.t.
- bemachtigde
- bemachtigde
- bemachtigde
- bemachtigden
- bemachtigden
- bemachtigden
v.t.t.
- heb bemachtigd
- hebt bemachtigd
- heeft bemachtigd
- hebben bemachtigd
- hebben bemachtigd
- hebben bemachtigd
v.v.t.
- had bemachtigd
- had bemachtigd
- had bemachtigd
- hadden bemachtigd
- hadden bemachtigd
- hadden bemachtigd
o.t.t.t.
- zal bemachtigen
- zult bemachtigen
- zal bemachtigen
- zullen bemachtigen
- zullen bemachtigen
- zullen bemachtigen
o.v.t.t.
- zou bemachtigen
- zou bemachtigen
- zou bemachtigen
- zouden bemachtigen
- zouden bemachtigen
- zouden bemachtigen
diversen
- bemachtig!
- bemachtigt!
- bemachtigd
- bemachtigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bemachtigen:
Wiktionary: bemachtigen
bemachtigen
Cross Translation:
verb
-
in handen zien te krijgen
- bemachtigen → apoderarse de; obtener; enseñorearse de; adueñarse de
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bemachtigen | → agarrar; asir; coger; apoderarse de | ↔ agripper — sens transitif |
• bemachtigen | → asir; agarrar | ↔ saisir — Prendre vivement. |