Nederlands

Uitgebreide vertaling voor belegd (Nederlands) in het Spaans

belegd:

belegd bijvoeglijk naamwoord

  1. belegd
    convocado

Vertaal Matrix voor belegd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
convocado belegd

belegd vorm van beleggen:

beleggen werkwoord (beleg, belegt, belegde, belegden, belegd)

  1. beleggen (investeren)
    invertir

Conjugations for beleggen:

o.t.t.
  1. beleg
  2. belegt
  3. belegt
  4. beleggen
  5. beleggen
  6. beleggen
o.v.t.
  1. belegde
  2. belegde
  3. belegde
  4. belegden
  5. belegden
  6. belegden
v.t.t.
  1. heb belegd
  2. hebt belegd
  3. heeft belegd
  4. hebben belegd
  5. hebben belegd
  6. hebben belegd
v.v.t.
  1. had belegd
  2. had belegd
  3. had belegd
  4. hadden belegd
  5. hadden belegd
  6. hadden belegd
o.t.t.t.
  1. zal beleggen
  2. zult beleggen
  3. zal beleggen
  4. zullen beleggen
  5. zullen beleggen
  6. zullen beleggen
o.v.t.t.
  1. zou beleggen
  2. zou beleggen
  3. zou beleggen
  4. zouden beleggen
  5. zouden beleggen
  6. zouden beleggen
diversen
  1. beleg!
  2. belegt!
  3. belegd
  4. beleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beleggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
invertir beleggen; investeren aangrijpen; aanwenden; benutten; gebruiken; neerleggen; omkeren; omwenden; onderuit halen; toepassen

Verwante woorden van "beleggen":


Wiktionary: beleggen

beleggen
verb
  1. geld steken in een naar verwacht winstgevende onderneming
  2. vastsjorren
  3. bedekken door er iets op te leggen
  4. bijeenroepen

Cross Translation:
FromToVia
beleggen dar lugar a; ocasionar; causar; instigar; maquinar; producir causerêtre cause de ; occasionner, provoquer.
beleggen mediar; dar lugar a; ocasionar; causar; instigar; maquinar; producir; procurar procurerfaire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins.
beleggen forrar; recubrir; revestir; enfundar; cubrir; tapar recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général)
beleggen dar lugar a; ocasionar; acomodar; situar; identificar situerplacer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc.