Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. behaalde:
  2. behalen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor behaalde (Nederlands) in het Spaans

behaalde:

behaalde [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. behaalde
    el alcanzado

Vertaal Matrix voor behaalde:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alcanzado behaalde
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alcanzado getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex

behalen:

behalen werkwoord (behaal, behaalt, behaalde, behaalden, behaald)

  1. behalen (verkrijgen; winnen)
    obtener; ganar; alcanzar; triunfar

Conjugations for behalen:

o.t.t.
  1. behaal
  2. behaalt
  3. behaalt
  4. behalen
  5. behalen
  6. behalen
o.v.t.
  1. behaalde
  2. behaalde
  3. behaalde
  4. behaalden
  5. behaalden
  6. behaalden
v.t.t.
  1. heb behaald
  2. hebt behaald
  3. heeft behaald
  4. hebben behaald
  5. hebben behaald
  6. hebben behaald
v.v.t.
  1. had behaald
  2. had behaald
  3. had behaald
  4. hadden behaald
  5. hadden behaald
  6. hadden behaald
o.t.t.t.
  1. zal behalen
  2. zult behalen
  3. zal behalen
  4. zullen behalen
  5. zullen behalen
  6. zullen behalen
o.v.t.t.
  1. zou behalen
  2. zou behalen
  3. zou behalen
  4. zouden behalen
  5. zouden behalen
  6. zouden behalen
diversen
  1. behaal!
  2. behaalt!
  3. behaald
  4. behalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

behalen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. behalen
    el conseguir

Vertaal Matrix voor behalen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conseguir behalen meekrijgen; op de hand krijgen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alcanzar behalen; verkrijgen; winnen aangeven; aanreiken; achteropkomen; bereiken; beroeren; binnenbrengen; binnenhalen; brengen; doordringen; gebukt gaan onder; geraken; geven; inhalen; inlopen; komen tot; langs brengen; meebrengen; penetreren in; raken; reiken; terecht komen; torsen; treffen
conseguir bemachtigen; eigen maken; fiksen; flikken; iets bemachtigen; kennis opdoen; klaarspelen; kopen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; verkrijgen; verwerven; voor elkaar krijgen
ganar behalen; verkrijgen; winnen aankopen; aanschaffen; binnenbrengen; binnenhalen; buitmaken; de kost verdienen; de overwinning behalen; gewinnen; halen; in het leven roepen; kopen; kostwinnen; maken; pakken; scheppen; tot stand brengen; vangen; verdienen; verkrijgen; verwerven; voor elkaar krijgen; winnen; zegevieren
obtener behalen; verkrijgen; winnen aankopen; aanschaffen; bemachtigen; bereiken; binnenbrengen; binnenhalen; doordringen; eigen maken; gewinnen; halen; iets bemachtigen; kopen; pakken; penetreren in; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven
triunfar behalen; verkrijgen; winnen aftroeven; de overwinning behalen; overtroeven; overwinnen; te boven komen; triomferen; verslaan; winnen; zegepralen; zegevieren

Wiktionary: behalen

behalen
verb
  1. een diploma of certificaat verwerven

Cross Translation:
FromToVia
behalen obtener erzielen — etwas anvisiert (Angestrebtes) erreichen
behalen resultar; salir; alcanzar; conseguir; lograr aboutirtoucher par un bout.
behalen adquirir acquérir — Devenir possesseur par le travail, par l’achat, par l’échange, par contrat ou alors par... (Sens général).
behalen alcanzar; conseguir atteindretoucher de loin au moyen d’un projectile.
behalen ganar; cobrar gagner — Traductions à trier suivant le sens
behalen obtener; lograr; alcanzar; conseguir obtenir — Se faire accorder par tel ou tel moyen une chose que l’on désirer.
behalen llegar parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)