Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor baggeren (Nederlands) in het Spaans
baggeren:
-
baggeren
-
baggeren
Conjugations for baggeren:
o.t.t.
- bagger
- baggert
- baggert
- baggeren
- baggeren
- baggeren
o.v.t.
- baggerde
- baggerde
- baggerde
- baggerden
- baggerden
- baggerden
v.t.t.
- heb gebaggerd
- hebt gebaggerd
- heeft gebaggerd
- hebben gebaggerd
- hebben gebaggerd
- hebben gebaggerd
v.v.t.
- had gebaggerd
- had gebaggerd
- had gebaggerd
- hadden gebaggerd
- hadden gebaggerd
- hadden gebaggerd
o.t.t.t.
- zal baggeren
- zult baggeren
- zal baggeren
- zullen baggeren
- zullen baggeren
- zullen baggeren
o.v.t.t.
- zou baggeren
- zou baggeren
- zou baggeren
- zouden baggeren
- zouden baggeren
- zouden baggeren
diversen
- bagger!
- baggert!
- gebaggerd
- baggerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor baggeren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dragar | baggerwerkzaamheden | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dragar | baggeren | uitbaggeren |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dragado | baggeren |
Verwante woorden van "baggeren":
baggeren vorm van bagger:
Vertaal Matrix voor bagger:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
barro | bagger; modder; prut; slib; slijk; slik | aarde; aardkorst; bodem; grond; klei; leem; tegelaarde |
rémora | bagger; modder; prut; slib; slijk; slik | |
sedimento | bagger; modder; prut; slib; slijk; slik | afzetsel; bezinksel; depot; drab; droesem; grondsop; hemelwater; koffiedik; neerslag; prut; regen; residu; sediment; zetsel |