Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. bagatelliseren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bagatelliseren (Nederlands) in het Spaans

bagatelliseren:

bagatelliseren werkwoord (bagatelliseer, bagatelliseert, bagatelliseerde, bagatelliseerden, gebagetelliseerd)

  1. bagatelliseren (vergoelijken)
    disfrazar; encubrir; enmascarar
  2. bagatelliseren

Conjugations for bagatelliseren:

o.t.t.
  1. bagatelliseer
  2. bagatelliseert
  3. bagatelliseert
  4. bagetelliseren
  5. bagatelliseren
  6. bagetelliseren
o.v.t.
  1. bagatelliseerde
  2. bagatelliseerde
  3. bagatelliseerde
  4. bagatelliseerden
  5. bagatelliseerden
  6. bagatelliseerden
v.t.t.
  1. heb gebagetelliseerd
  2. hebt gebagetelliseerd
  3. heeft gebagetelliseerd
  4. hebben gebagetelliseerd
  5. hebben gebagetelliseerd
  6. hebben gebagetelliseerd
v.v.t.
  1. had gebagetelliseerd
  2. had gebagetelliseerd
  3. had gebagetelliseerd
  4. hadden gebagetelliseerd
  5. hadden gebagetelliseerd
  6. hadden gebagetelliseerd
o.t.t.t.
  1. zal bagatelliseren
  2. zult bagatelliseren
  3. zal bagatelliseren
  4. zullen bagatelliseren
  5. zullen bagatelliseren
  6. zullen bagatelliseren
o.v.t.t.
  1. zou bagatelliseren
  2. zou bagatelliseren
  3. zou bagatelliseren
  4. zouden bagatelliseren
  5. zouden bagatelliseren
  6. zouden bagatelliseren
diversen
  1. bagatelliseer!
  2. bagatelliseert!
  3. gebagetelliseerd
  4. bagetelliserende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bagatelliseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dar poca importancia a bagatelliseren
disfrazar bagatelliseren; vergoelijken verkleden; vermommen
encubrir bagatelliseren; vergoelijken achterhouden; afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; bemantelen; beschermen; beschutten; camoufleren; gestolen goed verkopen; gezond maken; helen; hullen; in omgeving op laten gaan; inhullen; maskeren; omhullen; verbloemen; verhelen; verhullen; versluieren; verzwijgen
enmascarar bagatelliseren; vergoelijken bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; verkleden; vermommen; versluieren
minimizar bagatelliseren minimaliseren

Computer vertaling door derden: