Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor baden (Nederlands) in het Spaans

baden:

baden werkwoord (baad, baadt, baadde, baadden, gebaad)

  1. baden
    bañarse; darse un baño; bañar

Conjugations for baden:

o.t.t.
  1. baad
  2. baadt
  3. baadt
  4. baden
  5. baden
  6. baden
o.v.t.
  1. baadde
  2. baadde
  3. baadde
  4. baadden
  5. baadden
  6. baadden
v.t.t.
  1. heb gebaad
  2. hebt gebaad
  3. heeft gebaad
  4. hebben gebaad
  5. hebben gebaad
  6. hebben gebaad
v.v.t.
  1. had gebaad
  2. had gebaad
  3. had gebaad
  4. hadden gebaad
  5. hadden gebaad
  6. hadden gebaad
o.t.t.t.
  1. zal baden
  2. zult baden
  3. zal baden
  4. zullen baden
  5. zullen baden
  6. zullen baden
o.v.t.t.
  1. zou baden
  2. zou baden
  3. zou baden
  4. zouden baden
  5. zouden baden
  6. zouden baden
diversen
  1. baad!
  2. baadt!
  3. gebaad
  4. badende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor baden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bañar baden omspoelen; omspoelen met water; uitspoelen
bañarse baden een bad nemen; zwemmen
darse un baño baden

Verwante woorden van "baden":


baden vorm van bidden:

bidden werkwoord (bid, bidt, bad, baden, gebeden)

  1. bidden (in gebed zijn)
    pedir; rogar; rezar; mendigar; suplicar; implorar; solicitar
  2. bidden (smeken; verzoeken; vragen)
    rogar; suplicar

Conjugations for bidden:

o.t.t.
  1. bid
  2. bidt
  3. bidt
  4. bidden
  5. bidden
  6. bidden
o.v.t.
  1. bad
  2. bad
  3. bad
  4. baden
  5. baden
  6. baden
v.t.t.
  1. heb gebeden
  2. hebt gebeden
  3. heeft gebeden
  4. hebben gebeden
  5. hebben gebeden
  6. hebben gebeden
v.v.t.
  1. had gebeden
  2. had gebeden
  3. had gebeden
  4. hadden gebeden
  5. hadden gebeden
  6. hadden gebeden
o.t.t.t.
  1. zal bidden
  2. zult bidden
  3. zal bidden
  4. zullen bidden
  5. zullen bidden
  6. zullen bidden
o.v.t.t.
  1. zou bidden
  2. zou bidden
  3. zou bidden
  4. zouden bidden
  5. zouden bidden
  6. zouden bidden
diversen
  1. bid!
  2. bidt!
  3. gebeden
  4. biddende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bidden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bidden (gebed)
    la oración; la plegaria; el rezo
    • oración [la ~] zelfstandig naamwoord
    • plegaria [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rezo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bidden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mendigar bedelen; schooien
oración bidden; gebed zin; zin taalkundig
pedir bestellen; inwinnen
plegaria bidden; gebed bede; smeekbede; smeekgebed; verzoek
rezo bidden; gebed
solicitar aanvragen; opgeven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
implorar bidden; in gebed zijn soebatten
mendigar bidden; in gebed zijn bedelen; schooien; schooieren; soebatten
pedir bidden; in gebed zijn aanvragen; aanzoeken; bestellen; bevragen; ontbieden; oproepen; opvragen; orderen; rekwestreren; soebatten; sommeren; uitnodigen; verzoeken; vragen
rezar bidden; in gebed zijn soebatten
rogar bidden; in gebed zijn; smeken; verzoeken; vragen aanvragen; aanzoeken; beproeven; bevragen; proberen; rekwestreren; soebatten; uitnodigen; uitproberen; verzoeken; vragen; zich afvragen; zich verwonderen
solicitar bidden; in gebed zijn aanvragen; aanzoeken; beproeven; bevragen; proberen; rekwestreren; soebatten; solliciteren; uitnodigen; uitproberen; verzoeken; vragen
suplicar bidden; in gebed zijn; smeken; verzoeken; vragen soebatten

Verwante definities voor "bidden":

  1. iets dingend vragen1
    • ze bidden om vrede1
  2. praten met God1
    • voor het eten wordt altijd gebeden1

Wiktionary: bidden

bidden
verb
  1. in gebed zijn, een godheid iets vragen
  2. dringend iets vragen, smeken

Cross Translation:
FromToVia
bidden rezar pray — to petition a higher being
bidden orar; rogar pray — to talk to God
bidden implorar implorerdemander humblement et avec instance, secours, faveur, ou grâce.
bidden rezar; orar; pedir; rogar prieradorer la divinité en lui demander une grâce, en la remercier d’une grâce.
bidden solicitar; suplicar; atraer; seducir; cautivar solliciterinciter ou exciter à faire quelque chose.

bad:

bad [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het bad (zwembad)
    la piscina
    • piscina [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. het bad
    el baño
    • baño [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bad:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baño bad WC; badkamer; badkuip; closet; plee; toilet
piscina bad; zwembad

Verwante woorden van "bad":


Verwante definities voor "bad":

  1. kuip om je in te wassen1
    • heb je het bad wel schoongemaakt?1
  2. water waarin je je zit te wassen1
    • ik neem een warm bad1

Wiktionary: bad


Cross Translation:
FromToVia
bad bañera bath — tub
bad baño bath — act of bathing
bad bañera; baño baignoire — Pour prendre des bains
bad baño bainaction de baigner ou de se baigner.

Verwante vertalingen van baden