Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. autoriseren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor autoriseren (Nederlands) in het Spaans

autoriseren:

autoriseren werkwoord (autoriseer, autoriseert, autoriseerde, autoriseerden, geautoriseerd)

  1. autoriseren (toestaan; goedkeuren; permitteren; fiatteren; goedvinden)
    autorizar; aprobar
  2. autoriseren (vergunnen)
    permitir; autorizar
  3. autoriseren (fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen)
    consentir; aprobar; autorizar

Conjugations for autoriseren:

o.t.t.
  1. autoriseer
  2. autoriseert
  3. autoriseert
  4. autoriseren
  5. autoriseren
  6. autoriseren
o.v.t.
  1. autoriseerde
  2. autoriseerde
  3. autoriseerde
  4. autoriseerden
  5. autoriseerden
  6. autoriseerden
v.t.t.
  1. heb geautoriseerd
  2. hebt geautoriseerd
  3. heeft geautoriseerd
  4. hebben geautoriseerd
  5. hebben geautoriseerd
  6. hebben geautoriseerd
v.v.t.
  1. had geautoriseerd
  2. had geautoriseerd
  3. had geautoriseerd
  4. hadden geautoriseerd
  5. hadden geautoriseerd
  6. hadden geautoriseerd
o.t.t.t.
  1. zal autoriseren
  2. zult autoriseren
  3. zal autoriseren
  4. zullen autoriseren
  5. zullen autoriseren
  6. zullen autoriseren
o.v.t.t.
  1. zou autoriseren
  2. zou autoriseren
  3. zou autoriseren
  4. zouden autoriseren
  5. zouden autoriseren
  6. zouden autoriseren
diversen
  1. autoriseer!
  2. autoriseert!
  3. geautoriseerd
  4. autoriserende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor autoriseren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aprobar instemmen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aprobar autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan; toestemming verlenen aankopen; aanschaffen; aanstaan; akkoord gaan met; believen; bijvallen; billijken; erdoor komen; goeddunken; goedkeuren; halen; instemmen; kopen; pakken; ratificeren; rugsteunen; steunen; toestemmen in; verkrijgen; verwerven
autorizar autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan; toestemming verlenen; vergunnen akkoord gaan; dulden; duren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; laten; machtigen; permitteren; ratificeren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming geven; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
consentir autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen afgeven; beamen; bevestigen; billijken; goedkeuren; gunnen; gunst verlenen; inleveren; laten; onderschrijven; overhandigen; permitteren; staven; toekennen; toelaten; vergunnen; verlenen; vertroetelen; verwennen
permitir autoriseren; vergunnen aanleunen; aanvaarden; accepteren; akkoord gaan; goed vinden; gunnen; iets toekennen; in staat stellen; instemmen; laten; mogelijk maken; permitteren; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toewijzen; vergunnen; verlenen; veroorloven; voor lief nemen; welgevallen; zich laten gevallen; zich laten welgevallen

Wiktionary: autoriseren


Cross Translation:
FromToVia
autoriseren autorizar autorisieren — jemanden berechtigen, bevollmächtigen
autoriseren autorizar autoriser — (vieilli) revêtir d’une autorité.