Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- arriveren:
-
Wiktionary:
- arriveren → llegar (a)
- arriveren → llegar, arribar, conseguir, ocurrir, tener éxito, acertar, lograr, acontecer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor arriveren (Nederlands) in het Spaans
arriveren:
-
arriveren (aankomen)
llegar; venir; hacer su entrada; acceder; entrar; entrar en; aproximarse; acercarse-
llegar werkwoord
-
venir werkwoord
-
hacer su entrada werkwoord
-
acceder werkwoord
-
entrar werkwoord
-
entrar en werkwoord
-
aproximarse werkwoord
-
acercarse werkwoord
-
Conjugations for arriveren:
o.t.t.
- arriveer
- arriveert
- arriveert
- arriveren
- arriveren
- arriveren
o.v.t.
- arriveerde
- arriveerde
- arriveerde
- arriveerden
- arriveerden
- arriveerden
v.t.t.
- ben gearriveerd
- bent gearriveerd
- is gearriveerd
- zijn gearriveerd
- zijn gearriveerd
- zijn gearriveerd
v.v.t.
- was gearriveerd
- was gearriveerd
- was gearriveerd
- waren gearriveerd
- waren gearriveerd
- waren gearriveerd
o.t.t.t.
- zal arriveren
- zult arriveren
- zal arriveren
- zullen arriveren
- zullen arriveren
- zullen arriveren
o.v.t.t.
- zou arriveren
- zou arriveren
- zou arriveren
- zouden arriveren
- zouden arriveren
- zouden arriveren
diversen
- arriveer!
- arriveert!
- gearriveerd
- arriverende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor arriveren:
Synoniemen voor "arriveren":
Antoniemen van "arriveren":
Verwante definities voor "arriveren":
Wiktionary: arriveren
arriveren
Cross Translation:
verb
-
de bestemming bereiken
- arriveren → llegar (a)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• arriveren | → llegar | ↔ arrive — to reach |
• arriveren | → arribar; llegar | ↔ arrive — to get to a certain place |
• arriveren | → llegar; conseguir; ocurrir; tener éxito; acertar; lograr; acontecer | ↔ arriver — parvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur. |