Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. afwimpelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afwimpelen (Nederlands) in het Spaans

afwimpelen:

afwimpelen werkwoord (wimpel af, wimpelt af, wimpelde af, wimpelden af, afgewimpeld)

  1. afwimpelen (wegsturen; afschepen)
    declinar; rechazar
  2. afwimpelen (abstineren; onthouden; afwijzen; bedanken; afslaan)
    abstenerse; rechazar

Conjugations for afwimpelen:

o.t.t.
  1. wimpel af
  2. wimpelt af
  3. wimpelt af
  4. wimpelen af
  5. wimpelen af
  6. wimpelen af
o.v.t.
  1. wimpelde af
  2. wimpelde af
  3. wimpelde af
  4. wimpelden af
  5. wimpelden af
  6. wimpelden af
v.t.t.
  1. heb afgewimpeld
  2. hebt afgewimpeld
  3. heeft afgewimpeld
  4. hebben afgewimpeld
  5. hebben afgewimpeld
  6. hebben afgewimpeld
v.v.t.
  1. had afgewimpeld
  2. had afgewimpeld
  3. had afgewimpeld
  4. hadden afgewimpeld
  5. hadden afgewimpeld
  6. hadden afgewimpeld
o.t.t.t.
  1. zal afwimpelen
  2. zult afwimpelen
  3. zal afwimpelen
  4. zullen afwimpelen
  5. zullen afwimpelen
  6. zullen afwimpelen
o.v.t.t.
  1. zou afwimpelen
  2. zou afwimpelen
  3. zou afwimpelen
  4. zouden afwimpelen
  5. zouden afwimpelen
  6. zouden afwimpelen
diversen
  1. wimpel af!
  2. wimpelt af!
  3. afgewimpeld
  4. afwimpelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afwimpelen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afwimpelen
    el rechazar

Vertaal Matrix voor afwimpelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rechazar afwimpelen afbeuken; afslaan; afwijzen; terugwijzen; weigeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abstenerse abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden abstineren; vasten
declinar afschepen; afwimpelen; wegsturen afkeuren; aflopen; afstemmen; afwijzen; begeven; declineren; flauw hellend aflopend; flippen; glooien; verbuigen; vergaan; verkommeren; verlopen; verstrijken; vervallen; vervoegen; verwerpen; voorbijgaan
rechazar abstineren; afschepen; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden; wegsturen achterhouden; afkeuren; afstemmen; afwijzen; behouden; declineren; ongeschikt verklaren; opsturen; opzijleggen; posten; reserveren; sturen; teruggooien; terughouden; terugwerpen; toezenden; uitwerpen; vertikken; verwerpen; verzenden; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghouden; wegschuiven; wegsturen; wegzenden; weigeren