Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aftrekken (Nederlands) in het Spaans

aftrekken:

aftrekken werkwoord (trek af, trekt af, trok af, trokken af, afgetrokken)

  1. aftrekken (getallen van elkaar aftrekken)
    sustraer; descontar; restar; desgravar
  2. aftrekken (in mindering brengen; verrekenen; inhouden; afhouden)
    deducir; implicar
  3. aftrekken (zich aftrekken)
  4. aftrekken (van het lijf trekken)
    arrancar

Conjugations for aftrekken:

o.t.t.
  1. trek af
  2. trekt af
  3. trekt af
  4. trekken af
  5. trekken af
  6. trekken af
o.v.t.
  1. trok af
  2. trok af
  3. trok af
  4. trokken af
  5. trokken af
  6. trokken af
v.t.t.
  1. heb afgetrokken
  2. hebt afgetrokken
  3. heeft afgetrokken
  4. hebben afgetrokken
  5. hebben afgetrokken
  6. hebben afgetrokken
v.v.t.
  1. had afgetrokken
  2. had afgetrokken
  3. had afgetrokken
  4. hadden afgetrokken
  5. hadden afgetrokken
  6. hadden afgetrokken
o.t.t.t.
  1. zal aftrekken
  2. zult aftrekken
  3. zal aftrekken
  4. zullen aftrekken
  5. zullen aftrekken
  6. zullen aftrekken
o.v.t.t.
  1. zou aftrekken
  2. zou aftrekken
  3. zou aftrekken
  4. zouden aftrekken
  5. zouden aftrekken
  6. zouden aftrekken
diversen
  1. trek af!
  2. trekt af!
  3. afgetrokken
  4. aftrekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aftrekken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aftrekken (distilleren)
    la destilación

Vertaal Matrix voor aftrekken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrancar aanslingeren; aanzwengelen; afdwingen; afrukken; losrukken; ontwringen
destilación aftrekken; distilleren distillatie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrancar aftrekken; van het lijf trekken aandrijven; aansporen; aanvangen; afbedelen; afrukken; afscheuren; beginnen; ergens uitscheuren; gebrek hebben; iem. afdwingen; iemand van de plaats dringen; in werking stellen; inluiden; loskrijgen; losmaken; losrukken; losscheuren; lostornen; lostrekken; neerhalen; neersabelen; nijpen; ontrukken; onttrekken; ontworstelen; ontwringen; open krijgen; openkrijgen; opkrikken; opstarten; opwekken; prikkelen; rooien; starten; stimuleren; tornen; uithalen; uitrukken; uitscheuren; uittrekken; van start gaan; verdringen; wegrukken; zich door te worstelen bevrijden
deducir afhouden; aftrekken; in mindering brengen; inhouden; verrekenen afleiden; concluderen; deduceren; een gevolgtrekking maken; iets afleiden uit; opmaken uit
descontar aftrekken; getallen van elkaar aftrekken disconteren; incalculeren; verdisconteren; vereffenen; verrekenen; zich bij het rekenen vergissen; zich misrekenen
desgravar aftrekken; getallen van elkaar aftrekken
hacerse una paja aftrekken; zich aftrekken
implicar afhouden; aftrekken; in mindering brengen; inhouden; verrekenen impliceren
restar aftrekken; getallen van elkaar aftrekken
sustraer aftrekken; getallen van elkaar aftrekken ontstelen

Verwante woorden van "aftrekken":


Wiktionary: aftrekken

aftrekken
verb
  1. rekenkundige bewerking waarbij een getal met een getal verminderd wordt
  2. verwijderen door te trekken
  3. afschieten
  4. korten
  5. zich aftrekken
  6. aftreksel maken
  7. zich verwijderen, weggaan

Cross Translation:
FromToVia
aftrekken substraer subtract — to remove or reduce
aftrekken resta subtraction — process
aftrekken masturbar; cascar; pajear; paja; pelar; chaquetear; puñeta wank — intransitive: to masturbate
aftrekken masturbar; pajear; cascar; paja; pelar; chaquetear; puñeta wank — transitive: to masturbate
aftrekken fallecer décéder — admin|fr mourir, parler des personnes.
aftrekken sustraer; arrebatar; amputar; cercenar; truncar; restar; quitar; deducir; descontar; arrancar; atrincherar retrancher — Traductions à vérifier et à trier
aftrekken sustraer; restar soustraireretirer, dérober.

aftrekken vorm van aftrek:

aftrek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aftrek (deductie; vermindering; aftrekking)
    la deducción; la disminución

Vertaal Matrix voor aftrek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deducción aftrek; aftrekking; deductie; vermindering afleiden; deduceren; deflatie; korting; prijsdaling; prijsverlaging; reductie
disminución aftrek; aftrekking; deductie; vermindering afname; afname voorraad; afzwakking; daling; degradatie; korting; krimp; krimping; minder worden; prijsverlaging; reductie; slinking; teruggang; terugloop; terugzetting; val; verkleining; verlaging; vermindering

Verwante woorden van "aftrek":


Wiktionary: aftrek

aftrek
noun
  1. te controleren vertalingen

Cross Translation:
FromToVia
aftrek abatimiento; ahilo; melancolía; deducción; apatía abattementdiminution rapide, d’une durée plus ou moins longue, des forces physiques et des fonctions psychiques.
aftrek deducción déduction — Action de soustraire une somme d'une autre.

Verwante vertalingen van aftrekken