Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- afstammen:
-
Wiktionary:
- afstammen → descender
- afstammen → originarse, proceder
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afstammen (Nederlands) in het Spaans
afstammen:
-
afstammen (spruiten)
-
afstammen (voortkomen; afkomstig zijn; stammen; ontspruiten; spruiten)
ser originario de; derivarse de; descender de; brotar-
ser originario de werkwoord
-
derivarse de werkwoord
-
descender de werkwoord
-
brotar werkwoord
-
Conjugations for afstammen:
o.t.t.
- stam af
- stamt af
- stamt af
- stammen af
- stammen af
- stammen af
o.v.t.
- stamde af
- stamde af
- stamde af
- stamden af
- stamden af
- stamden af
v.t.t.
- ben afgestamd
- bent afgestamd
- is afgestamd
- zijn afgestamd
- zijn afgestamd
- zijn afgestamd
v.v.t.
- was afgestamd
- was afgestamd
- was afgestamd
- waren afgestamd
- waren afgestamd
- waren afgestamd
o.t.t.t.
- zal afstammen
- zult afstammen
- zal afstammen
- zullen afstammen
- zullen afstammen
- zullen afstammen
o.v.t.t.
- zou afstammen
- zou afstammen
- zou afstammen
- zouden afstammen
- zouden afstammen
- zouden afstammen
diversen
- stam af!
- stamt af!
- afgestamd
- afstammende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afstammen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vástagos | afstammen; spruiten | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brotar | afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen | borrelen; conveniëren; deugen; geschikt zijn; omhoog schieten; op vuur pruttelen; opschieten; passen; passend zijn; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen; uit de grond schieten; uit ei kruipen; uitkomen; wellen |
derivarse de | afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen | bewaarheid worden; blijken; uitkomen |
descender de | afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen | spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde; voortspruiten |
ser originario de | afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen | spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde; voortspruiten |