Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afstaan (Nederlands) in het Spaans

afstaan:

afstaan werkwoord (sta af, staat af, stond af, stonden af, afgestaan)

  1. afstaan (overgeven)
    entregar; ceder; devolver

Conjugations for afstaan:

o.t.t.
  1. sta af
  2. staat af
  3. staat af
  4. staan af
  5. staan af
  6. staan af
o.v.t.
  1. stond af
  2. stond af
  3. stond af
  4. stonden af
  5. stonden af
  6. stonden af
v.t.t.
  1. heb afgestaan
  2. hebt afgestaan
  3. heeft afgestaan
  4. hebben afgestaan
  5. hebben afgestaan
  6. hebben afgestaan
v.v.t.
  1. had afgestaan
  2. had afgestaan
  3. had afgestaan
  4. hadden afgestaan
  5. hadden afgestaan
  6. hadden afgestaan
o.t.t.t.
  1. zal afstaan
  2. zult afstaan
  3. zal afstaan
  4. zullen afstaan
  5. zullen afstaan
  6. zullen afstaan
o.v.t.t.
  1. zou afstaan
  2. zou afstaan
  3. zou afstaan
  4. zouden afstaan
  5. zouden afstaan
  6. zouden afstaan
diversen
  1. sta af!
  2. staat af!
  3. afgestaan
  4. afstaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afstaan [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afstaan (aflevering; uitlevering; overdracht)
    la entrega; el suministro; la expedición; el abastecimiento

Vertaal Matrix voor afstaan:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abastecimiento aflevering; afstaan; overdracht; uitlevering aanvoer; bevoorrading; maatregel; schikking; toevoer; voorziening
ceder uitrekken
entrega aflevering; afstaan; overdracht; uitlevering aanbieding; afgeven; afgifte; afleveren; aflevering; bestelling; bezorging; geleverde; inlegblad; inlegvel; inlevering; leverantie; levering; opgave van de strijd; oplevering; overgeven; overhandiging; overlevering; traditie; tussenblad; uitdeling; uitgaaf; uitgifte; uitlevering; uitreiking; verstrekking; zending
expedición aflevering; afstaan; overdracht; uitlevering afgifte; afzenden; bezorging; expeditie; geleverde; leverantie; levering; posten; speurtocht; verkenning; verkenningstocht; versturen; verzenden; verzending; wegsturen; zoektocht
suministro aflevering; afstaan; overdracht; uitlevering aflevering; leverantie; leveren; levering; uitlevering; verschaffing; voorziening; zending
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ceder afstaan; overgeven aan een ander overlaten; afgeven; afleggen; afstand doen; afzien; bezwijken; doorschuiven; erop achteruitgaan; geld inleveren; gunnen; het onderspit delven; iets toekennen; inleveren; opspannen; overhandigen; rekken; spannen; tenondergaan; toebedelen; toekennen; toewijzen; uitstrekken; vlieden; vluchten; wegvluchten; wijken
devolver afstaan; overgeven belonen; betalen; bezoldigen; braken; capituleren; honoreren; kotsen; opgeven; overgeven; restitueren; retourneren; salariëren; spugen; spuwen; terecht brengen; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; teruggooien; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; uitbraken; uitleveren; vomeren; zich overgeven
entregar afstaan; overgeven aanbieden; aangeven; aanleveren; aanreiken; afdragen; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; indienen; inleveren; inschrijven; leveren; offreren; opgeven; orderen; overdragen aan; overgeven; overhandigen; presenteren; rondbrengen; schenken; strijd opgeven; thuisbezorgen; toeleveren; toesteken; uitbetalen; verlenen; verstrekken
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
entrega handoff; levering; vereist resultaat

Wiktionary: afstaan

afstaan
verb
  1. uit handen geven

Cross Translation:
FromToVia
afstaan resignación; abandono; cesión abandon — à trier
afstaan renunciar; desistir; abandonar; ceder abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
afstaan abdicación; cesión abdicationaction de renoncer à une charge importante. — note Se dit en parlant de celui qui abdiquer et de la chose abdiquer.
afstaan abdicar abdiquerrenoncer à un pouvoir que l’on exercer ; se démettre de ses fonctions.
afstaan ceder céder — Laisser, abandonner une chose à quelqu’un.
afstaan retroceder; diferir; aplazar; ceder reculertirer ou pousser un objet en arrière.