Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. afsplijting:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afsplijting (Nederlands) in het Spaans

afsplijting:

afsplijting [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afsplijting (afsplitsing; afsplitsen; afsplijten)
    la división; la escisión; la atomización; la fisión

Vertaal Matrix voor afsplijting:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atomización afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing
división afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing afbreking; afdeling; aftakking; arrangement; brigade; departement; detachement; divisie; driesprong; indeling; legerafdeling; opdeling; opstelling; ordening; rangschikking; schikking; sectie; splitsing; tak; tussenmuurtje; vakgroep; verdeling; vertakking; wegsplitsing
escisión afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing aftakking; driesprong; splitsing; vertakking; wegsplitsing
fisión afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing splijting
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
división divisie