Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. afschotten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afschotten (Nederlands) in het Spaans

afschotten:

afschotten werkwoord (schot af, schotte af, schotten af, afgeschot)

  1. afschotten (afschutten)

Conjugations for afschotten:

o.t.t.
  1. schot af
  2. schot af
  3. schot af
  4. schotten af
  5. schotten af
  6. schotten af
o.v.t.
  1. schotte af
  2. schotte af
  3. schotte af
  4. schotten af
  5. schotten af
  6. schotten af
v.t.t.
  1. heb afgeschot
  2. hebt afgeschot
  3. heeft afgeschot
  4. hebben afgeschot
  5. hebben afgeschot
  6. hebben afgeschot
v.v.t.
  1. had afgeschot
  2. had afgeschot
  3. had afgeschot
  4. hadden afgeschot
  5. hadden afgeschot
  6. hadden afgeschot
o.t.t.t.
  1. zal afschotten
  2. zult afschotten
  3. zal afschotten
  4. zullen afschotten
  5. zullen afschotten
  6. zullen afschotten
o.v.t.t.
  1. zou afschotten
  2. zou afschotten
  3. zou afschotten
  4. zouden afschotten
  5. zouden afschotten
  6. zouden afschotten
diversen
  1. schot af!
  2. schot af!
  3. afgeschot
  4. afschottende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afschotten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afschotten (afschutten)
    el tabicar
    • tabicar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor afschotten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cerrar dichtdoen; dichtdraaien
tabicar afschotten; afschutten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cerrar afschotten; afschutten aantrekken; afbakenen; afgrendelen; afpalen; afsluiten; afzetten; afzien van rechtsvervolging; begrenzen; beknotten; beperken; borgen; correct zijn; dicht maken; dichtbinden; dichtdoen; dichtdraaien; dichten; dichtgaan; dichtgooien; dichtmaken; dichtslaan; dichtstoppen; dichttrekken; dichtvallen; dichtwerpen; grendelen; kloppen; locken; omlijnen; op slot doen; op slot zetten; schutten; seponeren; sluiten; stoppen; toebinden; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; toevallen; uitdoen; uitdraaien; vergrendelen; zich sluiten
poner una valla afschotten; afschutten