Overzicht
Nederlands naar Spaans: Meer gegevens...
- afgeslankt:
- afslanken:
-
Wiktionary:
- afslanken → adelgazarse, enflaquecer, enflaquecerse, enflacar
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afgeslankt (Nederlands) in het Spaans
afgeslankt:
-
afgeslankt
adelgazado-
adelgazado bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor afgeslankt:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
adelgazado | afgeslankt | graatachtig; graatmager; totaal vermagerd |
Verwante woorden van "afgeslankt":
afslanken:
-
afslanken
Conjugations for afslanken:
o.t.t.
- slank af
- slankt af
- slankt af
- slanken af
- slanken af
- slanken af
o.v.t.
- slankte af
- slankte af
- slankte af
- slankten af
- slankten af
- slankten af
v.t.t.
- ben afgeslankt
- bent afgeslankt
- is afgeslankt
- zijn afgeslankt
- zijn afgeslankt
- zijn afgeslankt
v.v.t.
- was afgeslankt
- was afgeslankt
- was afgeslankt
- waren afgeslankt
- waren afgeslankt
- waren afgeslankt
o.t.t.t.
- zal afslanken
- zult afslanken
- zal afslanken
- zullen afslanken
- zullen afslanken
- zullen afslanken
o.v.t.t.
- zou afslanken
- zou afslanken
- zou afslanken
- zouden afslanken
- zouden afslanken
- zouden afslanken
diversen
- slank af!
- slankt af!
- afgeslankt
- afslankende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afslanken (vermageren; afvallen; uitmergelen; vermagering)
Vertaal Matrix voor afslanken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
adelgazar | afslanken; afvallen; uitmergelen; vermageren; vermagering | |
enflaquecer | afslanken; afvallen; uitmergelen; vermageren; vermagering | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
adelgazar | afslanken | afkleden; afvallen; vermageren |
Wiktionary: afslanken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afslanken | → adelgazarse; enflaquecer; enflaquecerse; enflacar | ↔ slim — lose weight |
Computer vertaling door derden: